|
Reisverslag Mexico 2004 door Claudia and PJ Potgieser |
||||||||||||||||||||||||
Januari 2004 Hier hebben ze
een apart systeem van auto’s controleren. We moeten voor een rood
stoplicht gaan staan en PJ moet zelf op een knop drukken. Wordt het
licht groen, mogen we doorrijden zonder dat we gecontroleerd worden.
Blijft het licht rood en gaat er tevens een harde bel rinkelen, worden
we aan de kant gesommeerd en volgt er een inspectie van de auto. Dit
systeem berust dus op echt op willekeur. Helaas hebben de douanebeambten
hier andere ideeën over, want ondanks groen licht, zijn we altijd
geïnspecteerd! Ook nu worden we aan de kant gezet. Tot onze grote
verrassing spreekt de beambte goed Engels en dat terwijl we een echt
kleine grensovergang hebben gekozen. De
immigratiebeambte staat erop op zelf het toeristenkaartformulier in te
vullen en tuurt naar onze paspoorten en PJ’s rijbewijs. Uiteindelijk
besluit hij dat de straatnaam ‘Afgegeven door de Burgemeester van
Maassluis’ moet zijn. PJ woont in Maassluis, bij mij staat datzelfde
huis in Rotterdam en de naam Potgieser wordt Nldpotgieser. Wij doen daar
natuurlijk niet moeilijk over. We moeten de toeristenkaart meteen
betalen bij de bank. De immigratiebeambte loopt met ons mee naar buiten
om de bank te wijzen. Vriendelijker kan het bijna niet. Helaas hebben we
nog geen peso’s. Dit is namelijk bij elke grensovergang anders, soms
moet je de kaart binnen drie weken bij een bank gaan betalen. Dat we
geen peso’s hebben is geen probleem, de bankbediende laat ons in US
dollars betalen en we krijgen een redelijke koers. Dit was wel anders
toen we de eerste keer de Mexicaanse grens overgingen en zo 10 Euro
teveel betaalden. De eerste camping is in Magdalena, een paar uur rijden vanaf de grens. Het is een camping bij een motel op een stoffig vierkant stuk grond met een muur eromheen. In de muur zitten stopcontacten en kraantjes. Er loopt hier een lief zwerfhondje rond die ’s avonds onze restjes verse rotikoeken met kip, boontjes en hete saus krijgt. Het dorpje is echt Mexicaans. Gestuukte huizen die in allerlei kleuren geschilderd zijn. Winkels laten in schoonschrift op hun gevels zien wat ze verkopen. Een pleintje met een mooie kerk en bankjes. Ongelijke trottoirs en stoepen. We breken een paar keer bijna onze nek maar we voelen ons alweer helemaal thuis. ’s Morgens ontdek ik dat het zwerfhondje onder onze auto geslapen heeft. Ik geef hem nog een boterham. We hebben een sleutel van de enige doucheruimte gekregen. Deze ruimte bevat een urinoir, een toilet en een douche. Wel maf dat de deur door een andere campinggast met zijn sleutel zo weer geopend kan worden. Gelukkig staat het hier niet helemaal vol met campers. We douchen ons snel. Over de tolweg
rijden we naar Hermosillo. Tolwegen in Mexico zijn een verhaal
apart. Het zijn vrijwel de duurste ter wereld. Zo kan een stukje van 28
kilometer 15 Euro kosten. Dit komt omdat er niet veel gebruik van
gemaakt werd omdat ze zo duur waren, waarna de regering besloten heeft
de wegen nog duurder te maken, om zo toch hun kosten eruit te halen. Nu
worden de tolwegen vrijwel helemaal niet meer gebruikt. Logica is ver te
zoeken in Mexico. In Hermosillo doen we boodschappen. We waren bijna vergeten hoe goedkoop Mexico is. Een kilo sinaasappelen kost 18 eurocent, een kilo grapefruits 35 cent, avocado’s, zo groot als mijn hand kosten 1,05 Euro per kilo, een kilo tomaten 75 cent en heerlijke grote knapperige broodjes nog geen 8 cent per stuk. Om zo maar eens een paar voorbeelden te noemen. We vervolgen onze weg en slaan af naar het westen om de kustplaats Bahía Kino te bereiken. Op bijna elke elektriciteitspaal zit een roofvogel. De gekuifde caracara heeft de overhand, mijn favoriete roofvogel. Met zijn zwarte kuif en rode gezicht ziet hij er zo pienter uit. Als we er twee op een cactus zien zitten, kunnen we het niet laten om te stoppen en ze te fotograferen.
Net na
zonsopgang loop ik mijn dagelijkse uurtje. De lucht is roze en de volle
maan staat nog bleek te schijnen. De vissers varen uit in hun kleine
houten bootjes. Een luid gesnater vanuit zee verbreekt de stilte. Zeker
honderd bruine pelikanen en twee keer zoveel meeuwen hebben in de
branding een school visjes gevonden. Geplons, gesnater en vleugelgeklap
en de hele school wordt opgegeten door de hongerige vogels. Jammer dat
PJ dit niet ziet en dat ik geen videocamera bij mij heb. Na een paar dagen op deze camping zakken we verder naar het zuiden. In San Carlos overwinteren alleen maar snowbirds en de prijzen van de campings zijn hier ook naar. Veel te duur voor ons, dus we blijven er maar 1 nacht. Als ik een wandeling langs de boulevard maak, kom ik een wijk met allemaal witte droomhuizen. Betegelde patio’s met veel planten, terrassen met uitzicht op zee, schattige torenkamertjes en leuke Mexicaanse tegeltjes. De auto’s voor de garages hebben allemaal buitenlandse kentekenplaten. Hier wonen alleen maar Amerikanen en Canadezen. Ik word gebeten door een speelse herdershond. Gelukkig bijt hij niet door mijn vel en houd ik er alleen maar blauwe plekken aan over.
We rijden
landinwaarts naar Álamos, een plaatsje in de bergen. Deze
voormalige mijnstad heeft nog veel koloniale huizen. We zijn de enigen
op de camping, die een kilometer van het stadje af ligt. PJ voelt zich
niet lekker. Alle symptomen wijzen op blaasontsteking en we doen het een
paar dagen rustig aan op de camping. Er is ondertussen een karavaan bij
gekomen. In de USA zijn reisorganisaties die reizen organiseren met
kampeerauto’s. In een groep van soms wel twintig auto’s reizen ze in
zo’n 1 a 2 maanden door Mexico. Erg handig als je niet alleen door
Mexico durft te reizen. Wij hebben meestal geen problemen met zo’n
karavaan, maar het is wel een beetje overweldigend zoals ze de camping
binnen een half uur totaal overnemen. Grappig is wel wat zo’n karavaan
aantrekt. Wij stonden al twee dagen in totale eenzaamheid op de camping,
sinds de karavaan gearriveerd is, lopen er Mexicaanse souvenirverkopers
rond, jongens die je auto willen wassen en wagens met flessen drinkwater
komen de camping oprijden. ´s Morgens om
kwart over 7 horen we de karavaan vertrekken. Wij slapen uit tot half
tien. De camping ziet er niet meer uit. Diepe bandensporen in het
drassige gras en het blijft maar regenen. PJ zet de auto iets anders
zodat het regenwater van het dak niet meer direct op het raam stroomt en
de lekkage in de camper stopt daardoor ook.
De volgende dag
regent het nog steeds en we besluiten te vertrekken. De halve camping
staat blank. Ik trek ook mijn kaplaarzen aan en loop naar het huis van
de eigenaar om te betalen. Het water staat soms tot halverwege mijn
kuiten!
We rijden naar
Las Glorias, een klein kustdorpje, waar een leuke camping is.
Omdat deze camping een uur rijden van de doorgaande weg ligt en er
verder geen toeristische attracties zijn, verwachten we hier geen
karavanen. Maar na twee dagen horen we een bekend zangerig accent: daar
heb je Mary weer en dus ook de hele karavaan. Mazatlan
is onze volgende bestemming. Hier komen we op bekend terrein en rijden
meteen naar die leuke kleine junglecamping met leguanen. Helaas staat
hij propvol met snowbirds, die vast voorlopig nog niet weggaan.
We overnachten gratis in een doodlopend straatje met uitzicht op de zee.
Opeens komen twee politiewagens met hoge snelheid op ons afrijden. Een
agent springt met een kleine mitrailleur uit de auto en rent langs onze
auto richting zee. Even later komt hij terug en springt weer in de
wagen. Met scheurende banden rijden ze weg. De agent maakt het
vredesteken met zijn vingers en laat ons stomverbaasd achter. “Hola”,
kan ik nog net uitbrengen.
Elke dag gaan we
kijken op de ‘leguanen’camping of er plek is en na twee dagen is het
zover. De hele dag regent het en het is erg modderig op de camping. Als
je de hele dag binnen moet zitten, heeft onze camper ineens wel een erg
kleine leefruimte. PJ voelt zich nog steeds niet 100 procent en valt ’s
middags in bed in slaap. Dat geeft mij mooi de gelegenheid om met de
laptop aan mijn manuscript van mijn tweede boek te werken. Dick, de
buurman van mijn vader heeft aangeboden om ernaar te kijken en mailt nu
steeds de correcties.
Februari 2004
Na een paar
gezellige dagen met hen op de camping besluiten we gezamenlijk verder te
reizen. We rijden even ten zuiden van Mazatlan naar een schiereilandje,
Isla de la Piedra. We parkeren de
voertuigen vlak naast een palmbomenplantage in de duinen. De eigenaar
van deze plantage geeft ons hiervoor toestemming, hij vraagt alleen een
kleine donatie. Voor minder dan 10 Euro blijven we er vijf nachten
staan.
Verder naar het
zuiden wordt de jungle hoger en dikker. Na een nacht op een camping met
hete douches, zijn we genoeg ‘opgeladen’ voor weer een paar nachten op
een gratis standje.
Vlak achter het strand begint de jungle en elke morgen loop ik met de meiden over een spannend junglepad. We zien kleurige vogels (o.a papagaaien), -vlinders en -bloemen. Als ik met PJ het pad loop, gewapend met camera en video, landen twee papagaaien recht boven ons in een boom. Mooi moment om deze kleurrijke vogels van dichtbij te fotograferen. PJ ziet kans een trogon vogel en een specht in een foto te schieten. Terwijl ik een soort orchidee fotografeer, kom ik met mijn hoofd in een spinnenweb. De piepkleine spin is de meest wonderlijke die ik ooit gezien heb. Hij heeft een soort schild met punten dat wit is met zwarte stippen! Nadat we de foto’s uitvergroten met de laptop, kunnen we hem nog beter bestuderen. Heel bijzonder.
Helaas duurt dit paradijs maar even, want op zaterdag komen er twee auto’s met Mexicanen die beweren dat dit hun strand is. Joel spreekt vloeiend Spaans en vertaalt alles voor ons. Ze nemen de palapa en de tafel over en wij moeten onze auto’s verplaatsten. De mannen lopen met lange machetes te zwaaien, dus we gehoorzamen gewillig. Eileen en Krista zijn naar het dorp gewandeld, dus we kunnen niet vertrekken. Als de Mexicanen helemaal geïnstalleerd zijn, zeggen ze dat wij gerust mogen blijven. Voor ons is de lol er wel af.
Slechts een baai verder ligt het leuke toeristische plaatsje Sayulita. Hier kopen we mango’s die per stuk een halve kilo wegen! We verblijven een paar nachten op een hippiecamping, met de bijbehorende geuren en kleuren. Regelmatig komt er een bries van marihuana voorbij, iedereen loopt op blote voeten en de populaire haarcoupe is rasta. De zee staat bekend om zijn ‘lange’ golven en is daarom erg geliefd bij surfers. Hier kunnen de twee jongens zich flink uitleven in de zee. PJ schiet prachtige actiefoto’s van hen. Dit zou een mooie bijverdienste kunnen worden, welke surfer wil niet een cd rommetje met actiefoto’s van zichzelf voor een paar dollars? Helaas blijven we niet lang genoeg op deze camping om een handeltje op te zetten.
Het is carnaval en we zien weer verklede schoolkinderen in optochten. De schoolklas tieners die een soort Macarena dansje doen zijn stuk voor stuk te dik. Jongens in joggingpakken doen acrobatische kunstjes. Naast onze camping is een kermis en ’s avonds wordt er op een podium ook nog een lawaaierig concert gegeven. Dit gaat door tot 2 uur ’s nachts compleet met vuurwerk. Dit is nog te doen, tot er om 5 uur ’s morgens weer een Mexicaanse band gaat staan oefenen! Ik ben geloof ik de enige die hier gewoon doorheen slaapt.
We rijden verder naar het zuiden en doen inkopen in Puerto Vallarta bij een grote supermarkt. Daarna snel nog 150 kilometer verder naar Chamela. Hier proberen we weer een gratis strandje te vinden. We denken de ideale plek gevonden te hebben op een soort rotspartij, met uitzicht op een superblauwe woelige zee. Helaas worden we er direct weggestuurd. We merken jammer genoeg niet dat we de Dodge wieldop verliezen. Sjonnie realiseert zich pas later dat hij hem naast de weg heeft zien liggen. Nog maar weer 30 kilometer naar het zuiden. In Playa El Tecuán, 10 kilometer van de hoofdweg over een kronkelige, maar geasfalteerde weg, vinden we opnieuw een paradijsje. Een zanderige landtong met aan het eind rotsen en aan twee kanten een wilde zee met hoge golven. Verderop ligt een spookdorp, waar een paar vissers wonen. Overal zien we overblijfselen van huizen, hotels en restaurants, maar alles ligt er verlaten bij en is overwoekerd door planten. Er is zelfs een landingsbaan, maar die is niet meer bruikbaar. Een vreemde plek, maar ideaal als je met een paar anderen bent. We horen later dat dit een resort had moeten worden, compleet met een privé landingsbaan. Dit bleek niet te lopen en alles is nu verlaten. De landingsbaan was een ideale plek voor drugssmokkelaars, dus vandaar dat die verwoest is. Sjonnie maakt vrienden met de vissers en helpt hem met het inhalen van de netten. Hiermee verdient hij zijn avondmaal.
Na vier dagen verlaten we dit plekje. We rijden toch maar de 30 kilometer terug om te kijken of de wieldop er nog ligt (een nieuwe kost $100,-) en jawel, we vinden hem ook nog! We zien de rest weer in Boca Beach, waar we weer een nacht op een camping staan. In het watertje naast de camping zien we een kleine krokodil zwemmen! Hier zien we een hippie echtpaar uit Quebec, die we vorig jaar ook ontmoet hebben op deze plek. Zij wachten met spanning op het uitkomen van de eieren van een leatherback schildpad, die ze 50 dagen geleden op dit strand gelegd heeft. Het zou leuk zijn als we dit ook nog meemaken. We zullen nog een paar dagen samen met de twee stellen reizen en dan zullen wij terug naar het noorden reizen. Maart 2004 Gezamenlijk met de twee Amerikaanse stellen reizen we naar Playa Tenacatita. Wij hebben vorig jaar ook op dit gratis strandje gekampeerd. Onze buurman is een grijze vijftiger met een paardenstaart die reist in een zilveren camper met zijn twee honden en een kat. Als ik naar hem toe loop om me voor te stellen, zeggen we allebei tegelijk: “Heb ik jou niet al eens eerder ontmoet?”. Gene weet het als eerste: “Vorig jaar, op de Yucatan”. Hij vertelt ons dat deze populaire snorkelplek niet meer gratis is. Jesús, een magere Mexicaan met spierwit haar, die door iedereen Chuy (tjoewie) wordt genoemd, vraagt 2,50 Euro per nacht om hier te kamperen. Voor dat geld houdt hij het terrein schoon en let hij erop dat niemand aangespoeld koraal in zijn zakken steekt. Hij heeft artistieke borden gemaakt, waarop hij aanmaant niet op het koraal te gaan staan. Dit is duidelijk een verbetering van het gratis strandje en we betalen hem daarom graag.
Waar gringo’s kamperen, zien Mexicanen handel en dagelijks komen er vrachtwagentjes over de heuvel. De een verkoopt water, de ander bier, een derde groenten en er schijnt zelfs een bakker langs te komen. Nu we aan het einde van het snowbird-seizoen zijn, laat die laatste het helaas afweten. Gene nodigt ons spontaan uit om deze zomer naar zijn farm in Montana te komen. Dat ligt op onze route naar Alaska, dus misschien doen we het wel. Gene heeft zich
het lot van de Mexicaanse straathonden aangetrokken en geeft ze elke dag
te eten. Een viertal heeft hij zelfs naar de dierenarts gebracht om ze
te laten steriliseren. Marimba, een broodmagere teef, lust geen
hondenvoer en Gene haalt regelmatig kip burrito’s voor haar!
Deze camping is zo dichtbij de krokodillen, dat we er regelmatig even langs kunnen lopen. ’s Middags wip ik er even aan en zie drie knullen van een jaar of tien de krokodillen voeren met visafval. Vreemd, maar de prehistorische reptielen verblikken of verblozen niet. De jongetjes laten de plastic afvalzakken vallen en beginnen met stenen naar de krokodillen te gooien. Alle dieren trekken zich nu terug in het water. Ik wacht tot de jongens weer terug naar de straat komen. Als ze vlakbij zijn zeg ik streng: “No basura!” (geen afval). Jammer genoeg weet ik niet hoe ik in het Spaans moet zeggen dat ze de dieren niet moeten pesten, maar de plastic afvalzakjes zijn ook een doorn in mijn oog. Ze doen eerst alsof ze me niet begrijpen, maar daar komen ze niet mee weg. Als ze zien dat ik het serieus meen, lopen ze terug op de zakjes op te rapen! Natuurlijk bedank ik ze hiervoor allervriendelijkst.
’s Avonds gaan PJ en ik uit eten bij Nederlanders die een Hollands-Indisch restaurant runnen. Jolanda en Leon, een 40 plus stel uit Arnhem, waren op motoren op een wereldreis. Na Azië, Australië, Nieuw Zeeland en Noord Amerika kwamen ze acht maanden geleden in La Manzanilla aan. Ze waren zo gecharmeerd van dit dorpje dat ze besloten er een restaurantje te beginnen. Dit loopt nu zo goed dat ze naar een groter pand uitkijken. We nemen vooraf een portie bitterballen (niet te eten, helaas) en daarna gado-gado en kipsaté met pindasaus. Erg lekker. Jolanda heeft het te druk met koken, dus haar zien we helaas niet. Als we uitgekletst en uitgegeten zijn, is het al donker. En als we langs de rivier met krokodillen moeten is het er pikkedonker. Zonder zaklamp sluipen we langs hen. Achteraf was dat niet noodzakelijk, want als we ’s morgens vroeg gaan kijken, zijn alle krokodillen verdwenen. Pas als het warm wordt, komen ze gestaag vanuit de rivier aanzwemmen. We kunnen zo ’s morgens vroeg wel mooi de night heron (reigersoort) met zijn prachtige oranje ogen en andere bijzondere vogels fotograferen, zonder dat de krokodillen het rimpelloze water verstoren.
Eileen en ik wandelen op een morgen in drie kwartier over het strand naar Boca Beach. Het Canadese hippiestel, Penny en Martín wacht nog steeds met smart op het uitkomen van de schildpadeieren (dag 59). Ook zij hebben de walvismoeder met haar jong gezien. Raar idee dat we nu al tien dagen over dezelfde baai uitkijken, maar in zeer verschillende plaatsjes kamperen. Penny vertelt dat de kleine krokodil die naast de camping woont (reisverslag 4) een erg grote broer had die hier tot december leefde. Rond de Kerst gaan de Mexicanen massaal kamperen. De eigenaar van de camping vond dat iets te gevaarlijk met al die kleine kinderen in de buurt van het watertje. Hij heeft de grote jongen naar La Manzanilla laten over brengen. Dat geloven we graag, want in Manzanilla zien we echt grote joekels. Penny biedt ons een sterke bak koffie aan en daarna lopen we weer terug. Ik vind de schedel van een soort aal met scherpe tanden. Wonderlijk zijn de twee tanden in zijn verhemelte. Wie weet wat het is, mag het zeggen.
Een Canadees op
de camping heeft van het internet een onduidelijk kaartje geplukt, die
de weg aangeeft naar een waterval. De eigenaar van de camping vertelt
dat de waterval niet zoveel water bevat, maar de poelen waarin het water
terechtkomt, zijn prachtig, kristalhelder en perfect om in te zwemmen.
We proberen de weg te vinden en hebben het gevoel dat we terug in onze
kindertijd zijn met een schatkaart van de piraten. Het junglepad is
prachtig, maar de waterval stelt inderdaad niets voor. De poelen zijn
troebel en zien er niet uitnodigend uit. Eileen gaat nog een stukje
verder met verkennen en we horen een grote plons. In de volgende
baai ligt St. Patricio de Melaque. Hier kamperen we aan het eind
van het dorpje met uitzicht op zee. Vroeger was dit een gratis
‘camping’, maar tegenwoordig loopt Emiliano rond die 1,50 Euro per nacht
vraagt om op zijn terrein te kamperen, uiteraard zonder verdere
faciliteiten, zoals een toilet. Er zijn Canadezen die hier al twintig
jaar komen. PJ’s lege bierblikje waait per ongeluk weg. Een Canadese
ziet dit en zegt dat hij het blikje kan laten liggen.
Wij voelen ons hier niet erg op ons gemak. Dit komt mede door een grote groep Mexicaanse zigeuners, die ons boos bekijken. Ze kamperen achter ons in jaren 70 kampeerauto´s. De vrouwen dragen enkellange rokken, de kinderen zijn smoezelig met vieze haren en rouwranden onder hun nagels. In een te klein kooitje zitten twee papagaaien te schreeuwen. De zigeuners schreeuwen tegen elkaar en tegen hun kinderen. De hele familie komt om ons plekje staan en probeert met ons te communiceren. We komen niet verder dan waar we vandaan komen. We zien gouden tanden in hun monden. ´s Avonds zingt een Mexicaan melancholische liederen en begeleidt zichzelf met de gitaar. Een vriend valt hem af en toe klaaglijk bij. We voelen ons echt in Mexico. Als de zigeuners de volgende dag vertrekken, besluiten wij nog een dagje te blijven. Over tien dagen
is het St. Patricksday (17 maart). St. Patrico de Melaque
(de naam zegt het eigenlijk al) viert deze feestdag uitbundig. Maar
Mexico zou Mexico niet zijn als ze een feestdag niet tot minstens een
week feesten bombarderen. Elke avond is er vuurwerk en overdag optochten
met hoempapa bands. Ik fotografeer op het strand een booby, een
soort bruine meeuw met bijna menselijke blauwe ogen. Dit doet mij denken
aan St Carlos. Hier stonden vier Amerikanen met verrekijkers naar de zee
te staren. Op de markt kopen we een tortillapers. We komen hier Leon tegen en nu ontmoeten we ook Jolanda, de kokkin van het restaurantje. PJ biedt hen een Nederlandse shaggie aan, wat gretig wordt geaccepteerd.
In Chamela kamperen we op een klein grasveldje met uitzicht op de zee. We maken een wandeling door het achterliggende land en horen een kakofonie van vogelgeluiden. De vogels zijn een lust voor het oog en door de verschillende leefgebieden (zee, bos, rivier, lagune) zien we in twee uur wel 25 verschillende soorten. Grote blauwe rivierkreeften duiken weg in hun holletjes, zodra we te dichtbij komen. Jammer genoeg is het hier te warm en geen schaduw, dus rijden we de volgende dag naar een camping in Punta Pérula.
We bestellen bij
een kruidenierswinkel twee pizza’s die daar vers gemaakt worden. Tijdens mijn ochtendwandeling kom ik langs de vuilnisbelt en zie stapels grote schelpen liggen. Die dieren die in deze schelpen leefden zijn opgegeten en de schelpen gedumpt. Helaas nemen de vissers niet de moeite om de schelpen terug in de zee te gooien. Zo krijgt de oceaan zijn mineralen niet terug om weer nieuw koraal te vormen. Na vier dagen rijden we een flink stuk noordelijker naar La Peňita. Hier zitten op de rotsen rotsgekleurde leguanen (reisverslag 4). Eentje is niet bang en ik kan hem uit mijn hand papaja voeren! Ik heb het recept voor het klaarmaken van cactusbladeren gevonden en stort mij hier dan ook op. Nadat de bladeren gekookt en twee maal gespoeld zijn (in verband met het verwijderen van het slijm!), smaken ze naar iets tussen sperziebonen en courgette. Lekker in combinatie met grote garnalen met een jasje van vers geraspte kokosnoot. We zien
eindelijk de krokodil waar iedereen over op liep te scheppen. Het is
inderdaad een flinke jongen. Maar we hebben dit beest nog niet gezien of
een volgende staat alweer op het lijstje. In een winkel
waar ze letterlijk alles verkopen, hopen we weer nieuwe lichtbolletjes
te kunnen kopen (we gaan erg snel door onze voorraad, we hebben er al
ongeveer 20 bolletjes doorheen gejaagd). Een knul van een jaar of 18
staat met een stofdoek de artikelen schoon te maken en negeert ons
volkomen.Na een minuut komt zijn moeder van achteren tevoorschijn. april 2004 In een rap tempo
rijden we naar het noorden naar de grens van Mexico en de USA. We
proberen de tip van Art en Sally uit en ontwijken de tolhuisjes door
vlak ervoor van de weg te gaan. Een goedgeklede dame met moderne
zonnebril staat aan het begin van de onverharde weg. Na drie maanden
Mexico maakt PJ de balans op. We kunnen het bijna niet geloven, maar we
hebben gemiddeld maar 20 Euro per dag uitgegeven. Dankzij Sjonnie en
Eileen, die een neus hebben voor gratis strandjes, is dit deel van de
reis lekker goedkoop geweest. Op 7 april gaan we de grens Mexico – USA
over. De Amerikaanse douanebeambte kijkt in onze paspoorten en ziet dat
we uit Nederland komen. November 2004 Vanuit Denver rijden we naar ons volgende logeeradresje. In Durango wonen Eileen en Sean (door ons Sjonnie genoemd) waar we afgelopen winter een paar weken mee door Mexico gereisd hebben. Hun honden Dinero en Misha hebben maar een paar tellen nodig om ons te herkennen. De pakken hagelslag en chocoladeletters worden gretig in ontvangst genomen. We kletsen gezellig bij en daarna wordt er natuurlijk gekaart. En Eileen en Sjonnie kunnen hun score nog steeds in het Nederlands zeggen!
Het is leuk om hem aan het werk te zien achter zo’n draaiplateau en een paar kommen en een waterkan te zien ontstaan. Wij mogen ook met klei aan de slag, maar ik wil meteen op de gevorderdenklas: met de draaischijf. Na een misbaksel begin ik het een beetje onder de knie te krijgen en ik ‘draai’ twee schaaltjes.
Na het gezellige weekend vertrekken we op maandag. We drinken nog even koffie met Sjonnie en mogen de handgemaakte mokken houden.
|