home
|
terug
november
2004 - maart 2005
Nog even in de bibliotheek de laatste e-mails
versturen en lezen, voordat we morgen de grens overgaan. En dan komt de
domper. Het is weer hommeles in Guatemala. Toeristen zijn het mikpunt en
recentelijk is twee keer een Nederlandse toerist vermoord. Na een maand
of vier is eindelijk ook de Amerikaanse website
http://guatemala.usembassy.gov/recent_incidents.html bijgewerkt en dan blijkt
dat er de afgelopen maanden veel toeristen het slachtoffer zijn geworden
van overvallen. En dan niet in afgelegen gebieden, maar gewoon ook in de
toeristische trekpleisters. Ons besluit is snel genomen: we gaan niet
door Guatemala. Dat betekent wel dat ons hele reisplan meteen in duigen
valt, want dan kunnen we dus ook niet naar Costa Rica. Daar ben ik wel
verdrietig om, want ik had me er erg op verheugd. Voor PJ is het een
opluchting, want hij had al een hard hoofd in de reis door Guatemala.
Wat nu verder? Gewoon volgens plan morgen naar Mexico en dan zien we wel
verder. In dat land kunnen we ons vast wel de hele winter vermaken, er
is nog genoeg dat we nog niet gezien hebben. We slapen vlak bij de grens
op het parkeerterrein van een supermarkt en gaan de volgende dag op tijd
de grens over.
Amerika uit kost geen moeite en we leveren ons
visum in. In Mexico worden we verwelkomd door een vriendelijke man met
grote zwarte snor. “Hello amigo, iek pas op jouw carro”, en hij wijst
ons de weg naar de verschillende kantoortjes. De grens van Mexico
bestaat uit een paar handelingen.
- Controle van de camper: de douanebeambte wil in onze camper stappen om
hem te inspecteren, maar ze ziet ons wankele opstapje (moeten we ergens
laten lassen) en vraagt zich af of het haar wel houdt. PJ kijkt expres
ook bedenkelijk en de controle wordt overgeslagen.
- Toeristenkaart aanvragen bij de immigratie. Nu kijkt de beambte
bedenkelijk. Waar is ons Amerikaanse visum? Het kost wat moeite en
overredingskracht om toch voor een half jaar een Mexicaanse
toeristenkaart te krijgen.
- De toeristenkaart betalen bij de bank. Ook zo gepiept, we mogen zelfs
in Amerikaanse dollars betalen met een redelijke koers.
- Een kopie maken van de toeristenkaart bij een winkeltje. Ook hier
mogen we met dollar(centen) betalen.
- Een tijdelijk import voor de auto aanvragen. Als we het kantoortje
binnenlopen, zitten twee volwassen kerels in de baas zijn tijd achter
een spelcomputer! Ze kijken ook een beetje betrapt. Een jonge knul
begint tergend langzaam aan de procedure en kijkt alsof hij het voor de
eerste keer doet. We hebben zoals gebruikelijk allerlei kopieën gemaakt
en de knul bekijkt niet eens de originelen. Op een kopie van PJ’s
rijbewijs en zonder de kopie van onze creditcard komen we het land
binnen. Zeer ongebruikelijk, maar misschien was hij in het spelletje op
de winnende hand en stond zijn hoofd er even niet naar…
“Hola my frrend”.
Komt het even mooi uit dat we een oppasser bij de auto hadden, we
waren hem vergeten op slot te doen! Natuurlijk krijgt deze man een
fooitje.
Op de eerste camping arriveren we al om twee uur en
het is heerlijk warm. De volgende dag rijden we naar San Carlos.
Hier zijn we al eerder geweest en we rijden zo naar een bekend
internetcafé. Kunnen we mooi even e-mailen dat we aangekomen zijn. De
muziek staat keihard en het is moeilijk om ons te concentreren. Zouden
die Mexicanen daar nu geen last van hebben?
Om half acht ’s morgens rijden we alweer. We rijden
tolweg, maar daar willen we liever niet voor betalen. Ik schreef al eens
dat de Mexicaanse tolwegen een van de duurste ter wereld zijn. Vooral
omdat wij, omdat we met dubbele achterwielen rijden, net zoveel als een
vrachtwagen moeten betalen. Om de tolhuisje te ontwijken, rijden om een
grote stad heen. Zo ontwijken we drie tolhokjes over een stuk weg van 85
kilometer. Maar we raken hopeloos verdwaald. Na vier uur vliegen we
elkaar in de haren en komen net voor het derde tolhokje de snelweg weer
op. We hebben 20 Euro uitgespaard, maar dat kostte bijna ons huwelijk
(grapje).
Als we de staat Sonora uitrijden en Sinaloa in, komen we bij een
fitozoo sanitaria controle. Dat woord staat niet in ons Spaanse
woordenboek, dus ik heb geen idee wat het betekent. We vermoeden dat het
iets met levensmiddelen te maken heeft.
PJ probeert langzaam door te rijden, maar we worden letterlijk
teruggefloten.
“Fruit?”, vraagt de man.
“Si, naraja’s”
“Hoeveel?”
“Tres”, en ik houdt automatisch drie vingers omhoog.
De man weifelt even en zegt dan dat we door kunnen rijden. Dat is weer
echt Mexico, waarom zouden drie sinaasappelen minder kwaad kunnen dan
een kilo? Ik ben allang blij, niet dat sinaasappelen hier duur zijn (30
eurocent per kilo), maar het nooit leuk als je eten in de kiepelton
verdwijnt. Daarna betalen we nog twee maal tol en uitgeput komen we om 5
uur ’s middags op de volgende camping aan.
De volgende dag rijden we zonder morren de tolweg
op en proberen geen tolhokjes te ontwijken. Zo vliegen in een paar uur
naar Mazatlan. Na een paar dagen rijden we door naar La Penita,
waar we weer veel (letterlijk) oude bekenden tegenkomen op de camping.
Ik raak aan de praat met een man van 91 jaar. Elk jaar verblijft hij met
zijn vrouw een maand of vier op deze camping. Zijn kinderen en
kleinkinderen komen hen met Kerst opzoeken. Nou, daar teken ik toch
voor: op die leeftijd heerlijk in een warm land de winter doorbrengen en
ook nog je familie op bezoek krijgen.
December 2004
Op de camping La Peňita brengen we een langere tijd door. Hier
spelen we twee keer per dag volleybal in het zwembad, doen mee aan een
fotowedstrijd, kunnen dagelijks vers volkorenbrood bestellen, het water
uit de kraan drinken (komt uit een bron), kamperen we onder een
avocadoboom die dagelijks een stuk of drie avocado’s laat vallen, is de
temperatuur overdag 28 graden en ’s nachts niet kouder dan 20, kopen we
op de markt een kilo grote garnalen voor maar 75 pesos (5 Euro), doen we
een gratis cursus ‘hoe bouw ik mijn eigen website’, kunnen draadloos
internetten, laten we voor 1,75 Euro het opstapje van de camper lassen,
fotograferen we het wildlife rond de camping (vogels, leguanen,
eekhoorns, vlinders, krokodillen en walvissen) en maken nieuwe vrienden
en leren de oude beter kennen.
Maar dit is niet de enige reden waarom we hier zo lang blijven.
Allereerst begint de koelkast sterk naar ammoniak te ruiken. Dat
betekent het einde van de koelkast! Dit was een echte camperkoelkast die
werkte op elektriciteit en gas. En denk niet dat je die in Mexico kunt
vervangen.
We besluiten als tijdelijke oplossing een huishoudkoelkast te kopen die
helaas alleen op elektriciteit kan. Dit beperkt ons ineens wel in ons
reizen, zo kunnen we niet meer gratis strandjes staan en moeten we
altijd een camping uitzoeken die stroom heeft. We lopen naar het dorpje
en kopen een nieuwe, die dezelfde dag nog bezorgd wordt op de camping.
Maar dan blijkt de oude niet door de deur te kunnen! PJ moet de deur en
deurlijst verwijderen en het frame rondom de oude koelkast verbuigen,
voordat deze eruit wil. Dat kan nog leuk worden als we in de USA een
nieuwe camperkoelkast gaan kopen. Hoe moet die dan door de deur?

Een ander probleem is dat PJ weer kiespijn krijgt. Toevallig staat er
een gepensioneerde tandarts uit Canada op de camping die wel even in
PJ’s mond wil kijken. Met de röntgenfoto van de tandarts uit Colorado
constateert hij een abces op een plek waar die andere tandarts niets
gevonden had!
“Als je mijn zoon was zou ik je een wortelkanaalbehandeling adviseren,
daarna een kroon op die kies, je verstandkies trekken, die oude kroon
vervangen en een implantatie op dat gat (waar PJ twee jaar geleden een
kies heeft laten trekken).”
Slik! Nou, dat gaat ons iets te ver, maar we besluiten naar een tandarts
in een dorp 20 minuten verderop te gaan. De Canadese eigenaresse van de
camping is zeer over deze man te spreken en hij is bovendien erg
goedkoop (bijvoorbeeld een nieuwe kroon kost 90 Euro).
In een collectivo (gezamenlijke taxi) rijden we naar Las Varas.
PJ verstaat dat hij 30 pesos per persoon moet betalen en overhandigt de
chauffeur 60 pesos (4 Euro). De chauffeur steekt het geld in zijn zak.
Op de terugweg ontdekken we dat het maar 13 pesos per persoon is!
Volgens de aanwijzingen moeten we op het grote kruispunt van het dorp
uitstappen en daar zit de tandarts op de hoek op de eerste verdieping.
Maar dan blijkt op elke hoek van het kruispunt een tandarts te zitten.
Gelukkig zien we er maar een op een eerste verdieping.

We zijn 40
minuten te vroeg, maar de deur is al open. We gaan in de wachtkamer
zitten. Een knappe jonge meid in een superstrakke heupspijkerbroek en in
een truitje dat haar navel bloot laat, de assistente blijkt later, is de
praktijk aan het vegen. Ze kijkt verschrikt op. We proberen haar
duidelijk te maken dat we om 9 uur een afspraak hebben.
“La Penita?”
“Si!”
“Maar dat is pas om negen uur!”
“Ja”.
We weten nu gelukkig dat we bij de juiste tandarts zijn.
Nadat ze de plavuizen vloer geveegd heeft, besprenkeld ze deze met water
uit een omgespoelde yoghurtbeker. Daarna gaat ze er met een zwabber
overheen. Echt schoonmaken op z’n Mexicaans. Ik krijg het Spaans benauwd
als ik zie dat ze wat (tandarts??) gereedschap afspoelt onder de kraan!
Even over negenen komt de tandarts binnen en PJ mag plaatsnemen in de
stoel. Hij begint in rap Spaans tegen ons te praten.
“Spreekt u Engels?”, vraagt PJ
“No”
Ik denk nog even dat hij een grapje maakt, maar hij blijkt echt heel
weinig Engels te verstaan en nog minder te spreken.
Ik dacht toch echt dat de eigenaresse van de camping had gezegd dat hij
Engels spreekt, anders waren we hier nooit aan begonnen!
PJ probeert met handen en tanden uit te leggen wat hij mankeert.
“Despacio (langzaam)”, zegt de tandarts. Dat is wat wij normaal
zeggen tegen de Mexicanen.
De tandarts pakt een spiegeltangetje uit een (gelukkig)
sterilisatiekastje en bekijkt de pijnlijke kies. Daarna maakt hij een
röntgenfoto terwijl hij zijn vinger in PJ’s mond houdt. We gaan hier
natuurlijk niet moeilijk doen over röntgenstraling…
De knappe assistente ontwikkelt de foto in een rommelig hokje en
gebruikt hierbij de tangetjes die ze onder de kraan had afgespoeld.
“Aha, ik zie het al!”, zegt de tandarts. “Je moet geopereerd worden! Je
verstandkies komt door en drukt op die kies waar je zo’n last van hebt.
Die verstandkies moet eruit gesneden worden. Ik kan dat zelf niet, maar
elke vrijdag komt hier een specialist en die kan jou dan wel helpen…” of
zoiets vermoeden we dat hij zegt.
Ik heb er helemaal geen goed gevoel over. Met een tandarts die geen
Engels spreekt en het gaat er hier zo rommelig aan toe. PJ heeft dat
gevoel gelukkig ook en met een smoesje dat we later terugkomen verlaten
we de praktijk.
Nu hebben we twee röntgenfoto’s en drie verschillende tandartsmeningen.
Een ontsteking bij de wortel, een abces onder de vulling en een lastige
verstandkies…
Hoe langer we erover nadenken, hoe logischer het wordt dat de pijn
veroorzaakt wordt door de verstandkies. PJ besluit dat het uitsnijden
van die kies wel even kan wachten en dat we daardoor meteen na het
weekend naar het binnenland kunnen vertrekken. Zo kunnen we toch Kerst
in Patzcuaro vieren, zoals we van plan waren. Alleen nemen we wel de
snelle route, zodat we twee dagen later al in Patzcuaro zijn in plaats
van de langere route langs de kust en dan landinwaarts die ik had
uitgestippeld.
Op maandag nemen we afscheid van oude en nieuwe
vrienden. Fran, een vlotte 83 jarige weduwe geeft ons een kaart met de
tekst: “Een fijne reis maar kom snel terug” en een cadeautje. Het is een
handgeschilderd bordje met een Nederlands boerderijtafereeltje!
Vreselijk lelijk, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen het weg
te gooien. Waarschijnlijk komt het thuis in de kast met dierbare
herinneringen. Van de bakker, een 17 jarige Mexicaanse, krijgen we
hartvormige volkorenkoekjes mee. En dan vertrekken we.
PJ heeft de koelkast met een spanband vastgezet. Niet alleen kan deze
koelkast niet ‘op slot’, zoals een camperkoelkast kan, maar hij is ook
iets kleiner dan de originele. We zijn bang dat de deur tijdens het
rijden open ‘waait’ of dat zelfs de hele koelkast naar voren valt. Deze
angst blijkt later niet ongegrond, want na een hobbelige rit is de
koelkast verschoven en als we na de lunch een keer vergeten de spanband
voor de deur te doen, zwiept ie open en liggen alle levensmiddelen
verspreid over de campervloer!

Volgens de routekaart gaan we een stuk over een vierbaans snelweg die
geen tolweg is. Maar natuurlijk staat er wel een tolhokje en is de weg
ook nog eens maar twee baans. Als we achter een vrachtwagen
terechtkomen, sukkelen we met 30 kilometer per uur over de bochtige
bergweg. Alleen Mexicanen met een doodswens halen hier in. Na een half
uur komen we weer op een normale weg en trekken we verder het binnenland
in.
Bij Laguna de Chapala overnachten we. Het water in dit meer zakt
langzaam, omdat de grote stad Guadalajara meer water trekt dan de rivier
aanvoert. Het meer is sterk vervuild en overwoekert met waterhyacinten.
Toch is dit meer erg populair bij Amerikanen die hun huizen
(architectonische hoogstandjes) bouwen in onuitspreekbare plaatsnamen
zoals Ajijic. Op de camping aangekomen ontdekt PJ een doorzichtige
schorpioen in de auto! Voordat we hem eruit hebben kunnen vegen, is hij
verdwenen achter een richeltje. PJ spuit dus maar veel
ongedierteverdelger in de auto en hoopt dat het dier doodgaat en niet
straks in een van zijn wandelschoenen weer tevoorschijn komt.
De volgende dag vervolgen we onze weg door de
heuvels. De tweebaansweg is smal en kronkelt door boerenland. Hier
kweken ze agaven, een blauwige vetplant waarvan de sterke alcoholische
drank tequila gemaakt wordt. Avocadobomen en suikerrietvelden
worden afgewisseld door cactussen. We rijden door kleine Indianendorpjes
waar ‘kerstster’planten reiken tot de eerste verdieping. Langs de weg
verkopen ze kokosnoten, bakjes fruit, geschilderd aardewerk,
houtsnijwerken en koperen pannen. Elk dorpje heeft zijn eigen
specialiteit.
Al om twee uur ’s middags komen we aan op de
camping in Patzcuaro, onze Kerst bestemming. Het is niet druk op
de kleine camping, wat we eigenlijk wel jammer vinden. De volgende
morgen lopen we naar het centrum van het stadje. Het is bergopwaarts en
een fikse tippel van een half uur. Klinkerstraatjes, oude kerken,
koloniale hotels met mooie binnenpleintjes, straatverkopers op de
pleintjes en elke dag markt.



Bij het toeristencentrum vraag ik of er
vanavond een posada (religieuze optocht) is. Jawel, om 8 uur bij
de San Fransico kerk. Als we ’s avonds om half 8 bij de kerk aankomen,
zien we net de staart van de optocht om de hoek gaan! We volgen de stoet
snel en zien de verklede kinderen. Een hoogzwangere Maria zit op een
ezeltje, Jozef ernaast en de engel Gabriel voorop. Vier apostelen houden
de fakkels brandende. Daarachter twee jongens met gitaren en dan de
mensen van die wijk. Zingend lopen ze door de straat en houden stil bij
elk huis die een vuurtje voor de deur heeft branden. Daar vragen ze met
een lied of er plaats voor hen is in de herberg, maar de uitkomst is
bekend. Uiteindelijk belanden ze dan bij de grootouders en daar wordt
gegeten en een piňata (een ster van papier-maché met daarin snoep) kapot
geslagen. Wij haken af na een paar huizen. We zijn een tikje
teleurgesteld, wat we hadden wel iets grootser verwacht zoals twee jaar
geleden in Oaxaca. ’s Nachts koelt het enorm af naar rond het vriespunt.
Eigenlijk niet verwonderlijk want we zitten op bijna 2200 meter.
Donderdagavond lopen we naar een bepaald hotel waar
elke donderdag gratis een voorstelling van de dansende oude mannen moet
zijn (jonge mensen met maskers en wandelstokken).
“Nee, vanavond niet, maar morgenavond wel. U moet dan wel voor het diner
reserveren (kerstavond).”
Nee, bedankt.
Vrijdagmorgen gaan we naar de aardewerkmarkt en
informeer ik bij het toeristencentrum of er nog een fiesta
(feest) is. Ja, vanavond om 8 uur bij de San Franciso kerk. Ik ben bang
dat we weer afgescheept worden met een posada en wijs op foto’s
van een gezellige optocht van vrouwen in traditionele kleding.
“Si, si, muy tradicional!
De andere campinggasten nodigen ons uit voor een buffetdiner in
een chique hotel op kerstavond, maar we zijn hier voor de traditionele
kerstfeesten en gaan dus niet mee.
Op het laatste moment besluiten we ’s avonds een collectivo naar
het centrum te nemen voor 4 pesos (minder dan 40 eurocent) en zijn
daarom al om kwart over 7 bij de kerk. We zien alweer net de staart van
de optocht om de hoek verdwijnen! We volgen de stoet snel en zien…jawel
dezelfde Maria, Jozef, de engel en de vier apostelen, de twee jongens
met gitaren…
Nee hè, weer diezelfde posada! Geen wonder dat Maria zo
chagrijnig kijkt, zou ik ook doen als ik avond aan avond zo wankel op
een ezel zou moeten zitten. |

|
De straat waar ze door lopen is versierd met ballonnen, er hangen
piňata’s en er is een levend kerststalletje. Overal branden
vuurtjes, dus dat duurt een eeuwigheid voordat ze de hele straat door
zijn. Het ziet er meer uit als een buurtfeest en we voelen ons niet
helemaal op ons gemak.
We denken met weemoed terug aan Oaxaca twee jaar geleden, waarop
Kerstavond de hele avond gefeest werd, overal stalletjes met eten en
drinken, religieuze optochten en vuurwerk was. Verder was daar de
camping overvol met allemaal gezellige mensen. We zijn erg teleurgesteld
en lopen terug naar de camping, waar niemand is.
Op tweede Kerstdag gaan we een eindje lopen en
stuiten op de aanlegsteigers van het meer van Patzcuaro. Hier kunnen
tochtjes in rondvaartboten geboekt worden. We zien alleen Mexicaanse
toeristen die zich gek kopen aan souvenirs en gefrituurde minivisjes
(met kop en staart) eten. Ook dit meer is sterk vervuild, dus wij wagen
ons er maar niet aan. Op de terugweg lopen we door een straatje, waar we
houtsnijders aan het werk zien. Hier worden de fantastische uitgesneden
tafels, stoelen, schermen en schilderijlijsten gemaakt, die we in dure
toeristendorpjes aan de kust al vaak gezien hebben. Ik kan uren
rondsnuffelen in hun rommelige ateliers en mij verlekkeren aan veel te
grote souvenirs die we toch nooit in Nederland kunnen krijgen. Omdat we
ook de kou zat zijn, besluiten we na het kerstweekend weer terug naar de
kust te rijden. We weten dat in het plaatsje Sayulita wat oude bekenden
van ons zijn, Sally & Art en Gary, waarmee we vorig jaar Oud en Nieuw
gevierd hebben in Organ Pipe Cactus Park. Misschien kunnen we zo nog
iets van deze feestdagen maken.
We rijden door kleine Indianendorpjes waar vrouwen
nog traditioneel gekleed gaan in satijnen plooirokken met daarover
schorten met een geborduurde rand. Erboven korte blouses met veel
plooien en hun haren in twee lange vlechten op hun rug. Een wollen
omslagdoek maakt het geheel compleet. De mannen hebben steevast een
witte cowboyhoed op. |

|
In Angahuan stoppen we vanwege de recent
ontstane vulkaan Paricutin. In 1943 was een boer zijn land aan het
bewerken, toen ineens de aarde begon te bewegen en te barsten. De boer
probeerde met een schop nog het gat te dichten, totdat hij realiseerde
dat dit onbegonnen werk was. Op een plaats waar voorheen nog een
maïsveld was, rees in een jaar tijd een vulkaan 410 meter omhoog en
begon zijn lava te spuwen. Er vielen geen doden of gewonden, want
iedereen had ruim de tijd om te vluchten. De lava stroomde over twee
dorpen en alleen de kerktoren steekt nog boven het lavaveld uit.

Deze ruïne kan bezocht worden op de rug van een paard. Maar PJ en ik
hebben allebei niets met paarden, dus gaan we lopend naar de kerk. Af en
toe is het best moeizaam door de lava-as. En de Mexicaanse toeristen die
wel te paard gaan, werpen veel stof op en lopen rakelings langs ons.
Bij het lavaveld aangekomen, klauteren we met de rest van de toeristen over
de brokken en zien dat niet alleen de toren en de façade van de kerk nog
staan, maar wonderlijk ook het altaar achter in de kerk! Je zou bijna
denken dat God hier een handje in heeft gehad...
Zo zijn we met de Kerst toch nog in de kerk geweest.


Prachtige mozaïeken in de buurt
December 2004 - 23 januari 2005 Vanaf de vulkaan rijden we in twee dagen naar de
kust. Op de camping in Sayulita vinden we onze ‘fossiele’
vrienden Art & Sally en Gary (zijn vrouw Martha voegt zich een paar
dagen later bij hem). Met hen hebben we vorig jaar ook oud & nieuw
gevierd, maar dat was in Organ Pipe Cactus Park in Arizona. Het
weerzien is erg hartelijk en iedereen is verbaasd dat we weer terug bij
de kust zijn.
De kleine camping is bomvol, maar we mogen van de Duitse eigenaar wel
een nachtje op een plek staan die gereserveerd is. Na zes nachten staan
we er nog en zijn de verwachtte campinggasten nog steeds niet
gearriveerd. |

Art en Sally
|
Elke morgen lopen PJ en ik een junglepad, dat
slechts tien minuten van de camping begint. Ingeklemd tussen de oceaan,
de snelweg en het dorp is dit stukje oerwoud nog vol exotische vogels (o.a.
dwergpapegaaitjes), vlinders, bloemen, lianen, palmbomen en wurgvijgen.
De vogels proberen elkaar te overtreffen met hun gezang en het is vaak
een kakofonie van geluiden. Op een morgen horen we geschreeuw en denken
dat er zelfs apen zitten, maar het blijkt een familie coati’s te
zijn, neusbeertjes in het Nederlands. Deze zoogdieren zijn familie van
de wasbeer en hebben een lange staart en een puntige neus.
Op de camping ontmoeten we het Nederlandse stel Marit (31) en Marcel
(36) uit Deventer. Eigenlijk moet ik schrijven: ontmoeten we eindelijk
Marit en Marcel! Ze hadden het plan opgepakt naar Alaska te vliegen,
daar een auto te kopen en dan in een jaar naar het zuiden te reizen. Van
andere reizigers kregen ze ons e-mailadres en e-mailden ons hoe wij het
kopen van een auto in Amerika geregeld hadden. Zo ontstond een
regelmatig e-mail contact, waarin wij hen zo veel mogelijk tips
probeerden te geven. In juli is hun reis in Alaska gestart en toen begon
het kat en muis spel met hen. Steeds liepen wij hen mis: in Denali waren
ze net een week eerder, in Fish Creek liepen we hen op een paar uur na
mis, Whitehorse, Jasper, Banff, Glacier, Yellowstone, de lijst werd
steeds langer.
Eindelijk in Sayulita, Mexico ontmoeten we elkaar dan. Er is nog steeds
geen plek op de camping, maar ze reizen in een klein busje, dus laten
wij hen zo’n beetje op onze deurmat kamperen. De Duitse eigenaar heeft
hier ook geen problemen mee, want hij laat hen hiervoor 10 Euro betalen!
Omdat we nog niet zo lang geleden in Nederland geweest zijn, kunnen we
Marit en Marcel een boterham met chocolade hagelslag aanbieden en drop.
Twee volle dagen hebben we nodig om alle informatie uit te wisselen die
wij naar 5 jaar reizen in Noord Amerika verzameld hebben.

Op oudejaarsdag bak ik oliebollen. Dit valt
bijzonder in de smaak bij Amy & Richard, een stel van onze leeftijd uit
Zuid-Afrika, want onze oliebollen lijken verdacht veel op de
Zuid-Afrikaanse ‘vetkoek’. Art & Sally en Gary stellen onze Hollandse
traditie opnieuw erg op prijs en willen weten waar we volgend jaar oud
en nieuw gaan vieren. ’s Avonds steekt Art vuurpijlen af op het strand
en verder wordt oudejaarsavond op zijn Mexicaans gevierd. Een oude man
gemaakt van palmbladen wordt om 12 uur in brand gestoken. De Mexicanen
gooien briefjes in het vuur. Hierop staat een lijst van vervelende
gebeurtenissen, ziekten, ruzies en dingen waarvan ze spijt hebben. Door
het te verbranden hopen ze hun onaangename verleden uit te wissen. Met
Art en Sally klinken we op het nieuwe jaar, de rest van het gezelschap
is al om 9 uur naar bed gegaan.

Later lees ik in een krant dat de Mexicanen nog
veel meer rituelen en bijgeloven hebben. Wil je graag reizen, moet je om
12 uur met een koffer de deur uit lopen en weer terug komen. Hoe verder
je loopt, hoe verder de reis zal zijn. Wil je een nieuwe baan, draag je
geld in je boekzak en echt succes krijg je met dollarbiljetten in je
portemonnee. Rood ondergoed dragen geeft geluk in de liefde. Het was ons
al opgevallen dat er zoveel rode lingerie in de supermarkt verkocht
werd!
Op 4 januari nemen we afscheid van oude en nieuwe
vrienden en gaan op de camping La Penita wachten op een ander Nederlands
stel. De film Frida (biografie van de schilderes Frida Kahlo) wordt op
de camping vertoond. Het scherm hangt buiten tussen de bananenpalmen. Nu
wil ik helemaal graag naar Mexico-stad om haar schilderijen in het echt
te zien. Alleen PJ moet ik nog zien over te halen.
Op 11 januari komen Brenda en Guido de camping
oprijden. Zes maanden geleden hebben we hen in Hyder, Alaska ontmoet en
via de e-mail contact met elkaar gehouden. Omdat wij rond deze tijd
allang in Costa Rica hadden willen zijn, hadden we niet verwacht dat we
elkaar nog zouden ontmoeten. Maar nu is het toch gelukt. Brenda (34) en
Guido (37) hebben in 2002 hun bloemenwinkel in Zaandam verkocht en in
september van datzelfde jaar hun Toyota landcruiser met daktent
verscheept naar Australië. Sindsdien zijn ze onderweg. Zij zijn zo
enthousiast over de vogels in de mangroven van San Blas, dat we
besluiten gezamenlijk terug te rijden naar die plaats, een uur
noordelijk. |

|
 |
De volgende morgen krijgen we PJ zover dat hij met
ons in een bootje stapt om tussen de mangrovebossen door te varen. Hier
zien we kleine krokodillen, zonnende schildpadden en leguanen. Maar wij
zijn hier vooral vanwege de vele vogels. Hoogtepunt is als we een
boat-billed heron zien, een reiger met een zeer vreemde snavel. PJ
maakt prachtige foto’s van deze aparte vogel. Tussen
de mangroven zien we bloeiende bromelia’s en wilde ‘tijger lelies’. Op
de terugweg vaart onze gids iets sneller. Zo’n gids maakt deze vier uur
durende tocht vaak twee keer per dag. Je zou toch denken dat hij dan
genoeg ervaring heeft met tegenliggers…
|
Als er vanaf de andere kant een bootje aankomt, minderen ze allebei
bijna geen vaart met als gevolg dat ze tegen elkaar aanbotsen! Onze boot
wordt met een klap tegen de mangrovewortels aangeduwd en door de
voortstuwende kracht breekt de rugleuning van een van de bankjes met een
harde krak af. PJ vangt de rugleuning in een reflex op en kan zo
voorkomen dat die op de camera valt. Vanwege de goede afloop kunnen we
er wel de humor van inzien. Dit is weer zo typisch Mexicaans.
Guido en Brenda hebben hun zinnen gezet op de
blue-footed booby, een zeevogel met blauwe poten, die maar zelden op
het land te vinden is. Hier schijnt hij te zien te zijn op een rots voor
de kust. PJ heeft niets met water en boten, maar als Brenda en ik
onderhandelen over een bootje is hij wel zo sportief om mee te gaan. De
visser spreekt alleen Spaans, maar met het beetje Spaans dat ik spreek,
handen en voeten komen we er toch uit. We spreken prijs en tijd af voor
morgenochtend.
De volgende morgen staan we precies om half 8 bij
de aanlegsteiger. José Guadalupe staat al voor ons klaar met zijn
bootje. De lucht is prachtig blauw, zee is kalm en er staat geen wind,
dus in tien minuten zijn we bij Piedra Blanca, een rots die wit
is van de vogelpoep. In eerste instantie zien we alleen pelikanen en
niet de booby, waar we speciaal voor komen. Maar als we goed
kijken, ontdekken we er toch een paar. José omcirkelt de rots meerdere
malen, maar we krijgen het niet voor elkaar de vogels goed op de foto te
krijgen. Na een uur zijn we weer terug op de kade. José is blij met zijn
tip. Hij kan er tenslotte niets aan doen dat de tocht een beetje
teleurstellend was.

Als we bij een watertje langs de weg wat
watervogels staan te fotograferen, komt er een Mexicaanse jongen op de
fiets langs. Of we interesse hebben in een boottochtje.
“Ik breng jullie naar een lagune die vol met flamingo’s is, en veel
dichterbij dan deze vogels”, beweert José Antonio.
Nu weet elke beginnende vogelaar dat er in dit gedeelte van Mexico geen
flamingo’s leven, maar zeer waarschijnlijk bedoelt José de roze
lepelaar. Die staat al drie jaar op ons lijstje, dus wij hebben er wel
oren naar. PJ heeft bovendien de smaak van het varen te pakken. Het is
een tocht van twee uur en nadat we de prijs gehalveerd hebben, besluiten
we met z’n vieren met Antonio mee te gaan. Z’n vriend Nacho springt er
ook bij en de tocht begint over een ongeveer tien meter brede rivier. Er
drijven eilanden van waterplanten en langs de kant groeien
mangrovebomen. In de toppen van de bomen zien we verschillende
roofvogels.
Antonio vaart met de motor op volle toeren en zigzagt tussen de
eilandjes door. Af en toe horen we een harde ‘klonk’ onder de boot en
volgens Guido raken we dan een schildpad! We denken daar liever niet te
lang over na. We hebben geen idee hoever de lagune is. Guido en PJ
zitten met hun lange lenzen voorin en als ze José willen laten stoppen
voor een waterkippetje, zegt Nacho: ‘Laguna mas aves”, (veel
vogels in de lagune). We zijn erg benieuwd. Na drie kwartier varen komen
we langs een boom met vier lepelaars. Natuurlijk willen wij hier even
stoppen. Nadat we veel foto’s hebben genomen, meert Antonio even later
aan.
“Hier moeten jullie uitstappen om naar de lagune te lopen”, zegt Antonio.
“Lopen?” |

|
“Ja, lopen”.
Maar dat had hij ons helemaal niet verteld. Iedereen weet toch dat
vogels vrijwel onmogelijk lopend benaderbaar zijn. Ginnegappend springen
we uit de boot en lopen een stukje. Al snel zien we de lagune boordevol
watervogels, maar geen lepelaars! Antonio en Nacho lopen op hun blote
voeten voor ons uit. Ineens zakken we tot onze enkels in de vies
stinkende blubber. Ik krijg er meteen de slappe lach van. De vogels zijn
door onze aanwezigheid natuurlijk meteen gevlogen, dus daar hebben we
ook niets aan. We besluiten dus maar terug te keren naar ‘onze’
lepelaarboom. Onze broeken zitten tot aan onze knieholten met de
opgespatte blubber en over onze schoenen zal ik het helemaal niet
hebben. De lepelaars zitten nog steeds in de boom en we maken nog veel
meer mooie plaatjes. Gelukkig doen we deze boottocht met z’n vieren.
Eigenlijk zijn we ongelooflijk genaaid door Antonio en Nacho, maar
gelukkig kunnen we er allemaal wel de humor van inzien.

Terug op de mooie camping Paraiso Miramar
(paradijs met uitzicht op zee) wassen we meteen onze schoenen, sokken en
broeken. Na een Hollandse avondmaaltijd van eigengebakken patat en een
‘berenklauw pinda’ spelen we een potje kaart. We hebben veel last van
zietzenietjes, minuscule vliegjes die bijten en jeukende bultjes
achterlaten. Het klikt goed tussen ons vieren. Brenda en Guido zijn ook
ervaren reizigers en we wisselen onze avonturen uit. We hebben dezelfde
humor en dezelfde passie: het fotograferen van wild en vogels. Het samen
reizen verloopt natuurlijk en relaxed. |

|
We rijden door naar Boca Beach, een camping
met veel palmbomen en een prachtig breed wit zandstrand. ’s Avonds
tijdens een spelletjes kaart zien we wat mensen met zaklampen op het
strand. Waar schijnen ze op? Het blijkt een krokodil te zijn die uit de
lagune is gekropen en nu over het strand wandelt! We schatten dat hij
een meter of vier is. Wat een enorm beest. PJ pakt zijn halogeen
schijnwerper en schijnt ons bij, terwijl Brenda en ik filmen en Guido
foto’s neemt. Telkens loopt de krokodil een paar meter en blijft dan
weer een tijdje liggen. Uiteindelijk bereikt hij de zee en zwemt weg!
Wat een uniek beest die zo gemakkelijk van zoet - naar zout water kan.

 |
De volgende morgen zien we de sporen van de krokodil het
strand weer opkomen, recht op een tentje af, dat op het
strand gekampeerd staat. Vanwege een voor ons onbekende
reden maakt het spoor een bocht en gaat weer terug de zee
in. Dat betekent dat de krokodil nu ook overdag nog in de
zee ronddobbert. Nu is PJ helemaal niet meer de zee in te
krijgen! Een doodeng idee.
We reizen langs de kust verder zuid. In het
vissersplaatsje El Faro vinden we een klein paradijs. Met
uitzicht op een kleine baai en hoge golven staan onze voertuigen
geparkeerd naast een strooien afdak, waar onze hangmatten kunnen hangen.
Een veel te vroeg alleen gelaten straatkatje vermaakt zich prima op onze
schoot en laat zich een paar dagen door ons voeren. Met moeite laten we
haar achter om weer verder zuid te gaan langs de kust.
 |

andere zwerfdieren die zich bij ons thuis voelen
24 januari - 1 februari 2005
Samen met Brenda en Guido volgen we de kust naar het zuiden. De heuvels
zijn dor en bruin, maar vlak bij de kust is het groen door de
kokospalmen en bananenbomen. Vanaf Boca Beach is het voor ook ons
onbekend terrein en de eerste dag verdwalen we dan ook
meteen. In Mexico worden plaatsnamen sporadisch aangegeven
en daar komt nog bij dat wij met dubbele achterbanden
rijden. Als er een verkeersbord staat ‘verboden voor
vrachtwagens’ mogen wij daar ook niet inrijden en meestal
worden we dan aan ons lot overgelaten. Probeer dan maar zo’n
stadje weer uit te komen!Gelukkig zijn wij niet de enigen
die moeite met de Mexicaanse bewegwijzering hebben. Honderd
kilometer verder, als Guido dit keer voorop rijdt, zien we
ook alle straten van de stad. |

|
De jongens rijden beiden met GPS,
maar zelfs dat mag niet baten. Na een uur rondjes gereden te hebben,
zitten we weer op de goede weg.
Onderweg hebben we voor het eerst regen. Wel lekker als het al weken
rond de dertig graden is, maar de temperatuur zakt er niet echt van.
Guido stopt voor een dikke tarantella spin, die over de weg wandelt en
Brenda maakt foto’s. Wij leggen dit allemaal vast op video. In Nexpa
overnachten we. Dit surfdorpje zit vol met vage figuren, dus wij voelen
ons er niet thuis. Gelukkig denken Guido en Brenda daar ook zo over.
Vanaf Boca Beach hebben we langs deze kust alleen nog maar koude
douches. En ik had nooit verwacht dat dit uit mijn mond zou komen, maar
het went. Echt waar, het went. Alleen mijn haren met koud water wassen,
vind ik nog steeds vreselijk, dus dat doe ik dus maar 1 keer per week.
PJ zijn kiespijn begint langzamerhand minder pijnlijk te worden en is na
een week helemaal weg.

Weer een stuk zuidelijker stoppen we in
Zihuantanejo (Sie-wah-tah-nay-ho). Een officiële camping is in
iemands achtertuin. Er is krap aan ruimte voor 4 auto’s en we moeten met
bezems de laaghangende elektriciteitskabels hoog houden om er te komen,
maar als we staan is het wel een geschikte kampeerstek.



Met de bus
rijden we naar het centrum. Zihuantanejo is een grote stad (bijna 55.000
inwoners), maar heeft nog wel dat gemoedelijke van een dorp. Liggend aan
een prachtige baai, waar zelfs cruiseschepen aanmeren, leven de vissers
nog van de opbrengst van de zee. We bezoeken de overdekte markt,
wandelen door de smalle straatjes en snuffelen rond in
souvenirwinkeltjes. Brenda koopt een vrolijk gekleurde plastic
boodschappentas. Ik ben hier al weken eerder voor gezwicht, want elke
Mexicaan loopt hier mee. Dan kun je als gringa toch niet
achterblijven! We zijn meteen onafscheidelijk van onze tassen. Het valt
ons alle vier op dat de Mexicanen ongegeneerd zitten te tongzoenen in de
parken. En dan heb ik het niet alleen over verliefde tieners, maar ook
volwassenen tot een jaar of vijftig! We zien dit in elke stad of dorp.
De kustroute die we volgen is vaak een kilometer
van de kust en gaat door kokospalmenplantages en mangoboomgaarden. Maar
als de kust af en toe in beeld komt, is ie spectaculair met kilometers
lange witte zandstranden en hoge azuurblauwe golven. Onderweg voert
Brenda de straathonden, waarvoor ze speciaal een zak hondenbrokken heeft
gekocht. De meest onooglijke monsters met zweren en geen haar meer op
hun huid, krijgen hierdoor toch nog 1 goede dag in hun leven. Mexicanen
gaan heel anders om met hun huisdieren. Zolang het nog een puppy is,
wordt hij liefdevol op de arm meegedragen, maar volwassen honden lopen
als zwerfhonden door de straat of liggen aan veel te korte touwen aan
een boom voor het huis. Ik probeer daar maar niet te lang over na te
denken. |

|
We gaan verder naar Acapulco. Dit is het
meest zuidelijke wat wij willen reizen. Onderweg zien we dat het
armoediger wordt. Langs de weg scharrelen kippen, ezels en varkens met
halsbanden lopen over de weg. Mensen dragen hun waar op hun hoofd.
Vrouwen doen de was aan openbare kranen. Voor de ramen van de huizen
zitten tralies, we zien veel politie en bij avondwinkeltjes moet je je
bestelling door het traliewerk doen. Zou de criminaliteit hier hoger
zijn? We kamperen tien kilometer ten noorden van de grote stad aan een
lagune waar Rambo II is opgenomen. De camping is weer erg goedkoop en
het strand is hier dertig meter vandaan aan de overkant van de straat.
Brenda voert nu ook de broodmagere campinghonden die dag en nacht aan de
ketting liggen. Van één maakt ze stiekem de halsband losser, waarna hij
prompt losbreekt en blij over de camping rondhuppelt. De eigenaar is
hier niet blij mee… De volgende dag stappen we weer in een bus (30
eurocent) die ons drie kwartier later in het centrum van Acapulco er
weer uitgooit. We willen de beroemde cliff divers zien. Volgens
de reisgids duiken mannen met afgetrainde lichamen en kleine
zwembroekjes hier 45 meter van de rotsen af in de golven.
Nou, de eerste klipduiker die we zien, heeft ‘zwembandjes’
om zijn taille en een normale zwembroek. Die Amerikanen
dragen zwembroeken tot hun knieën, dus dan is een ‘normale’
zwembroek meteen erg klein. |

|
Later zien we gelukkig
toch zeer bruine jongens met platte buiken over de rotsen klauteren.
Boven aangekomen doen ze een schietgebedje bij de Maagd van Guadalupe en
dan springen ze een voor een van de hoge rots af. Erg indrukwekkend.


PJ
ontdekt hen het eerst: Marit en Marcel staan ook tussen de toeschouwers!
We gaan met hen wat drinken. Marcel rookt net als PJ shag en was net als
PJ van plan te stoppen met roken als zijn Nederlandse shag op was. De
beide jongens roken nu helaas sigaretten van een inferieur Mexicaans
merk. Nadat we bijgepraat zijn, gaan we verder met Guido en Brenda
winkelen. De stad is druk, met heel veel witte Volkswagen Kevers die als
taxi’s dienen. Na een dag in deze stad is mijn witte haltertop grauw van
de uitlaatgassen.
Op de terugweg rijdt de buschauffeur als een wilde. Veel te
hard scheurt hij door de bochten en hij zit veel te dicht op
zijn voorganger. Op deze momenten ben ik blij dat wij geen
rugzaktoeristen zijn die voor elke kilometer afhankelijk
zijn van zulke idiote waaghalzen. Gelukkig hoeven wij maar
af en toe met het openbaar vervoer te reizen en kan ik voor
de rest op PJ’s rustige rijstijl vertrouwen. Overdag is het al weken rond de dertig graden, vaak
nog hoger, maar de nachten koelen nu ook niet meer af. We gaan naar bed
met 28 graden en ’s morgens is het maar drie graden lager. Het voordeel
hiervan is dat de was nu ook ’s nachts droogt, in plaats van dat het
alleen maar weer vochtig werd door de hoge luchtvochtigheid. |

|
Brenda en Guido willen verder zuidelijk langs de kust, maar voor ons is
dit ons omdraaipunt. Op onze laatste avond eten we zalm. We vieren dat
we elkaar in Alaska ontmoet hebben.
De hoofdstad van Mexico bezoeken staat al vier jaar op mijn lijstje,
maar PJ heeft altijd wel een smoesje gehad om niet te gaan. “Volgend
jaar gaan we”, zegt hij steeds. Maar tijdens het maken van plannen,
kunnen we Guido en Brenda overhalen om met z’n vieren naar Mexico-stad
te gaan. We zeggen er natuurlijk niet bij dat wij met z’n tweeën
eigenlijk niet durven. |

|
De volgende dag trekken we het binnenland in.
Onderweg zien we jongens die baby krokodillen verkopen. Zielig! Een
vrouw doet de was in de rivier en legt haar kleding te drogen op de
rotsen. Het landschap wordt droger met enorme cactussen. We schieten
lekker op, totdat Brenda over de walkietalkie voorstelt even een
uitstapje naar Taxco (Tass-ko) te maken. Dit zilvermijnstadje
ligt in de bergen en is in zijn geheel als historisch monument
verklaart. De oude gebouwen zijn gerestaureerd en nieuwe gebouwen moeten
volgens de oude stijl gebouwd worden. Alle gebouwen zijn wit met hout.
Het is een schattig dorpje, maar vanwege tijdgebrek sjezen we
erdoorheen. |

Kun je onze camper vinden?
|
De camping voor ons bezoek aan Mexico-stad ligt bij
Cuernavaca, een grote stad die 80 kilometer ten zuiden van de
hoofdstad ligt. Net voor het donker bereiken we de camping die bij een
hotel hoort. Naast het bezoeken van de hoofdstad, willen we ook naar de
‘drijvende tuinen’ van Xochilmilco (So-chi-miel-ko), die twintig
kilometer ten zuiden van de stad liggen. We besluiten deze bezoeken te
splitsen en de ‘drijvende tuinen’ als generale repetitie te beschouwen.
Om halfnegen ’s morgens stappen we voor de camping
op het lokale busje dat ons naar het centrum van Cuernavaca zal brengen.
Dat kost ons al een half uur. Vanuit het centrum gaat elk half uur een
touringcarbus naar Mexico-stad. Maar helaas kunnen we het busstation
niet vinden en lopen een uur rondjes door het centrum en vragen aan elke
betrouwbare Mexicaan de weg. Even voor elven vinden we het busstation en
kopen we kaartjes voor de bus, die om elf uur zal vertrekken. Voor
slechts 4 Euro per persoon (enkele reis) worden we in een bus compleet
met airco en videoschermen in 5 kwartier naar Mexico-stad vervoerd. Bij
het instappen worden we gefouilleerd met een handscanner en PJ’s (beren)
peperspray wordt bijna ingenomen! De Amerikaanse comedy die vertoond
wordt, is nagesynchroniseerd in het Spaans, maar wij hebben hem al
gezien in het vliegtuig en kunnen Guido en Brenda de grapjes vertellen.
Om kwart over 12 staan we op het bus/metro/trolleybus station. Bij de
informatiestand vragen we hoe we in Xochilmilco moeten komen.
“De bus met Xochilmilco-embarcaderos nemen, die daar vertrekt.”,
en ze wijst naar een bepaalde richting.
Klinkt eenvoudig toch? Maar voordat we de plek gevonden hebben waar de
juiste bus stopt, zijn we alweer een half uur verder. We beledigen het
meisje van de informatiestand trouwens nogal als we zeggen dat we
overmorgen naar Mexico-stad willen.
“Je bent nu al in Mexico-stad!”, zegt ze verontwaardigd.
De bus doet er drie kwartier over en als we langs Burger King rijden,
stappen we bijna uit. “Nee, we eten wel iets bij de boten..”
Scheel van de honger komen we in Xochilmilco aan. We zijn echt niet
kieskeurig, maar de barbecue standjes zien er echt niet appetijtelijk
uit en we lunchen met een zak chips en een colaatje. Het is halftwee, we
hebben eigenlijk nog niets gedaan en als we voor het donker terug willen
zijn, moeten we over een uur al weer terug in de bus zitten! We maken
ons er maar niet druk om. Gelukkig is dit de generale repetitie en
zullen we dit overmorgen iets beter moeten aanpakken.
Xochimilco betekent ‘Plaats waar bloemen
groeien’. Meer dan 600 jaar geleden gooiden de mensen planten en modder
in het ondiepe water van het meer. Hierdoor ontstonden vruchtbare
tuintjes, waarin ze groenten en bloemen verbouwden. Na verloop van tijd
veranderde een groot gedeelte van het meer in kanalen. Vandaag de dag is
het voor de Mexicanen een populaire weekendbestemming, waar ze zich in
gondels door de kanalen laten vervoeren. Wij zijn hier ook voor zo’n
boottochtje en we onderhandelen met een gondelier.
“Nee, jullie moeten minstens twee uur varen, anders hebben jullie geen
tijd om alles te zien”.
Voor de vierde keer laat PJ zich in een bootje praten! Wat een goede
invloed hebben die Noord-Hollanders. De platte gondels worden door een
gondelier met een lange stok voortgeduwd. Er staan stoeltjes en een
lange tafel in de boot. De voorkant van de gondels zijn van uitbundig
versierd geschilderd houtwerk en hebben allemaal een andere naam.
Juanita, Carmelita en Linda zijn favoriet, maar blijkbaar zijn Claudia
en Brenda ook Mexicaanse namen!

Het kost onze gids veel moeite om
alleen al bij de aanlegsteiger weg te komen, want het is een grote chaos
van boten die allemaal een andere richting op willen. De Mexicanen maken
er op zondag een leuk dagje uit van en hebben eten en drinken meegenomen
of kopen dit onderweg van bootjes die langszij komen varen en ter plekke
vlees of maïskolven barbecueën.
Muziek kan ook geregeld worden,
Mariachi bands varen in hun eigen bootje met de gondels mee. Van de
drijvende tuinen is niet veel over. Op de kades staan kassen
waar bloemen en planten verkocht worden. De Mexicaanse
versie van Intratuin. Na een half uur hebben we het
eigenlijk wel gezien, maar we moeten nog anderhalf uur. Het
blijkt dat we dit tochtje gemakkelijk in een uur hadden
kunnen doen, maar we hebben voor twee uur betaald, dus onze
gondelier is de traagste gondel van het hele kanaal! Tergend
langzaam varen we en worden door iedereen ingehaald. Zoals
altijd kunnen we hier weer om lachen. |

Vermoeiend die boottrip...
|
Ik moet er niet aan denken dat PJ en ik dit met z’n
tweeën hadden gedaan, dan zie je er toch veel minder de humor van in.
Precies twee uur later staan we weer op de kade en net voor het donker
zijn we terug op de camping.
Na een rustdag zijn we klaar voor de grote dag.
Unaniem besluiten we geen fotocamera’s mee te nemen, maar wel een
videocamera, waar we eventueel ook zeer lage kwaliteit foto's mee kunnen
nemen. Om 6 uur staan we op en om 7 uur stappen we voor de camping
op de lokale bus. De generale repetitie is niet voor niets geweest, want
al om 10 uur staan we in een buitenwijk van Mexico bij het eerste museum
dat we willen bezoeken. Dit is het blauwe geboortehuis van Frida Kahlo,
een Mexicaanse schilderes die eigenlijk pas na haar (vroege) dood
beroemd werd. In het museum is niet alleen een aantal van haar
schilderijen te zien, maar ook haar kleding, de vele gipsen korsetten
die ze tijdens haar leven heeft moeten dragen, haar rolstoel, het bed
waar ze noodgedwongen zoveel tijd schilderend heeft doorgebracht en de
urn met haar as. In de binnentuin zie ik de beelden van de film over
haar leven weer voor me. Voor mij een hoogtepunt van de trip.


 |
Dit meisje fotografeerden we in een
vissersdorpje en we moesten meteen aan Frida denken.
|
Een paar
straten verder stuiten we op een tegeltjeswinkel. Ik loop er rond als
een kind in een snoepwinkel. We kopen 16 porseleinen Mexicaans
beschilderde deurknopjes. Ik kan niet wachten tot PJ ze monteert in onze Maassluisse keuken. Wie beweert dat wij nooit zullen stoppen met reizen?
We stappen in de metro(14 Eurocent), stappen over
op een andere metro (gratis zolang je onder de grond blijft) en een bus
(20 Eurocent) en stappen uit voor het Antropologisch Museum. We worden
meteen getrakteerd op de voladores, mannen in traditionele
kostuums die ondersteboven hangend aan touwen vanaf een 20 meter hoge
paal naar beneden komen.

Wij hebben dit twee jaar geleden al eens gezien
bij de ruïnes van El Tajin, maar voor Guido en Brenda is dit
nieuw. We eten meteen een broodje kaas uit onze Mexicaanse
boodschappentassen, want dat we hebben door de generale repetitie ook
geleerd. Honger zullen we deze dag niet hebben.
In het museum zien we dan eindelijk de originele kunstwerken en stenen
beelden die in de piramides gevonden zijn. Wel maf dat Guido en Brenda
dit noodgedwongen in omgekeerde volgorde doen. Zij hebben nog geen
piramide gezien en zien nu al de gerestaureerde beeldhouwwerken.
Hopelijk valt het voor hen in het echt niet tegen!
|

|
Met de bus gaan we naar we naar hartje centrum waar we met de lift naar
de 42ste verdieping van de Latinoamericana toren gaan.
Vanaf hier hebben we een prachtig uitzicht over de stad. In Mexico-stad
wonen ongeveer 20 miljoen mensen, de stad is verspreid over 2000
vierkante kilometer en ligt op 2240 meter hoogte. Smog is hier een groot
probleem, maar wij merken daar op dit moment niets van.

We wandelen door het centrum en het valt ons op hoe schoon het hier is.
Om vier uur staan we op het ongezellige centrumplein en besluiten met de
metro naar ons busstation te gaan.
Terug in Cuernavaca krijgen we nog een aangename toegift van de toch al
geslaagde dag. Op het gezellige plein zijn Maya mensen, gekleed in
traditionele kleding met hoofdtooien met veel veren aan het dansen. Niet
voor geld, maar gewoon omdat ze het leuk of belangrijk vinden. Het
geluid van de drums en de bewegingen van de dansers werken ons bijna in
trance. De lucht is rood van de ondergaande zon en op de achtergrond is
een oud kasteel te zien. Werkelijk schitterend. |

|
We begrijpen eigenlijk niet waarom we ons jaren zo
druk gemaakt hebben over een bezoek aan Mexico-stad. Zo eng was het
helemaal niet. Terug op de camping staan onze voertuigen er nog zoals we
ze hebben achtergelaten en we laten ons vermoeid in de tuinstoelen
vallen. Ineens realiseren we ons dat dit de laatste avond samen is. Op
de kop af drie weken hebben we samen gereisd en dat beviel ons prima. We
hebben zoveel pret gehad met z’n vieren, dat we er die avond een beetje
stilletjes van zijn.
De volgende dag nemen we met tranen in onze ogen
afscheid van elkaar. Guido en Brenda zullen waarschijnlijk helemaal naar
Zuid-Amerika gaan reizen. We zouden dolgraag met hen mee naar Costa Rica
willen, maar Guatemala is voor ons toch een onoverkomelijk probleem.
Verder zitten wij ook nog met een koelkast die alleen op elektriciteit
werkt. Dat geeft ons ook niet de flexibiliteit die je voor het reizen
nodig hebt. We weten dan nog niet dat we een half jaar later weer met
elkaar zullen reizen door Peru!
Wij rijden terug naar Acapulco en kamperen
op dezelfde camping. Normaal voer ik alleen straathonden die over de
camping scharrelen, maar in navolging van Brenda wil ik de magere
campinghonden voeren, die aan veel te korte kettingen zitten. Om de
eigenaar niet te beledigen, wacht ik tot zijn hutje donker is. Maar ook
de honden slapen en schrikken zo van mijn komst dat een teef mij keihard
in mijn blote enkel bijt. Drie diepe tandafdrukken die hevig bloeden is
het gevolg. En nu maar hopen dat die tetanusprik nog werkt!
Februari 2005
2600 kilometer hebben we langs de kust naar het zuiden gereden en nu
gaan we dezelfde weg weer omhoog.
Al weken hebben we last van een leger mieren, die
zich ergens in onze camper voortplanten. Ze marcheren ’s nachts over
onze kussens en lopen over het plafond en door alle kastjes. Als ik een
paar kruimels op het aanrecht laat liggen, ziet het er ’s morgens zwart
van de mieren. We proberen van alles om er vanaf te raken, maar de
mieren blijven terugkomen. Als PJ een spuitbus ongedierteverdeler in een
kastje leegspuit, rennen honderden mieren met eitjes in hun bek verward
rond, maar na twee dagen zien we de eersten alweer tevoorschijn
marcheren. We hopen maar dat ze straks in Yellowstone allemaal
doodvriezen.
Onze volgende stop noordwaarts is Playa Azul.
We kamperen op een parkeerterrein van het gelijknamige hotel, maar het
zwembad met ligstoelen en palmbomen doet resortachtig aan.

Ik wandel
door de straatjes en neem foto’s van de kleurrijke huisjes. Opvallend is
dat de Mexicanen zelf vragen of ik een foto van hen wil nemen! Ik stuit
op vier mannen die een hanengevecht houden en ze hebben er geen bezwaar
tegen als ik dit op de foto vastleg.




Tijdens een van mijn ochtendwandelingen kom ik langs een watertje met
paarse waterhyacinten en gele en witte waterlelies. Het is windstil en
het wateroppervlak is spiegelglad. Een jacana (bruin/geel
waterkippetje) loopt over de ronde waterleliebladeren. Een
bruinverbrande Mexicaan met ontbloot bovenlijf komt in zijn kano langs.
Zijn bootje is gevuld met vers gesneden gras. Hij vaart zo langzaam dat
de weerspiegeling in het water niet verstoord wordt. Een zilverreiger
schrikt op en vliegt weg. Wat een prachtig plaatje. Dat sla ik maar op
in mijn hoofd, want ik heb helaas geen fototoestel bij me.
Terug op de camping zien we een Mexicaan zonder
enige moeite in een palmboom klimmen om de trossen rijpe kokosnoten
eruit te hakken. Hij stuit op een nestje jonge vogels en laat die in een
rugzak zakken. Wat lief, denken wij nog onschuldig. Welnee, je denkt
toch niet dat hij ze straks weer terug in het nest zet? Als we het
navragen, komt regelmatig het woord comer in zijn verhaal voor.
We begrijpen dat hij ze een week of wat rijst en maïs gaat voeren en dan
eet hij ze gewoon op! |

|
Een Canadese man op de camping heeft interesse in onze foto’s. Hij is
handelaar in kleden en zou onze cd-rom’s ook wel via zijn winkels willen
distribueren. Maar wil hij er eerst een stuk of 15 kopen om het uit te
proberen, later krabbelt hij terug. Hij wil erover nadenken en dan
kunnen we hem de cd-rom’s wel opsturen of zo. Hij vraagt om ons
visitekaartje. We vinden het zo vaag worden dat wij ons (speciaal voor
zulke situaties gemaakt) valse visitekaartje aan hem geven.
We rijden verder terug noordwaarts en kamperen weer in El Faro.
De eigenaresse herkent PJ niet (raar, met dat opvallende lange blonde
haar van hem), maar als ze mij ziet, begint ze te schaterlachen, klapt
in haar handen, klapt dubbel en rent daarna hard weg. Vreemd mens! De
manke zwerfhond begint te janken als hij ons ziet. Zou hij ons werkelijk
nog herkennen? Ik voer hem de restjes van onze avondmaaltijd en hij
wijkt de komende dagen niet van onze zijde. De drie hondenbeten die ik
opgelopen heb in Acapulco genezen goed en er komt al een korstje op. Ja,
ik voer nog steeds honden, nee, ik heb er niets van geleerd.

Tijdens mijn ochtendwandelingen zie ik mooie vogels. De doodgewone
ekster is in Mexico blauw met wit, heeft een donkerblauwe kuif en een
staart van 40 centimeter! Prachtig. Ik maak foto’s van een squirrel
cuckoo, een bruine ‘eekhoorn’ koekoek met ook al zo’n lange staart.
Als ik de foto aan PJ laat zien, zegt hij verbaasd: “Is dat een koekoek?
Die ziet er in Nederland heel anders uit”.
Ik realiseer me dat ik pas met birden ben begonnen toen we op
reis waren. Ik heb eigenlijk geen idee wat er voor vogels in Nederland
voortkomen en hoe ze eruit zien! Dat is wel een raar idee.
Ons volgende stop noordwaarts is weer de camping
van Boca Beach. De enorme krokodil ligt met zijn bek wijd open te
zonnen op de kant. Tegen de schemering gaat hij op jacht en vangt vissen
in de kleine lagune. Hij maakt geen nachtelijke wandelingen over het
strand meer, want we zien ’s morgens geen sporen in het zand. Als we ’s
morgens vroeg de nachtreigers fotograferen, die na een nacht jagen,
zitten uit te rusten in de mangrovebomen, houd ik het water goed in de
gaten. We willen niet ineens verrast worden door de krokodil. Maar het
is griezelig om te zien dat het ene moment het water rimpelloos is en
het volgende moment we worden aangekeken door de bewuste krokodil. En na
even knipperen met mijn ogen is ie weer weg en komt hij een stukje
dichterbij weer boven. Wat kunnen die beesten zich ongemerkt
verplaatsen. We gaan toch maar ietsje verder van de kant af staan…
Als de mooie oranje ogen van de nachtreigers langzaam dichtvallen, gaan
wij ook in onze hangmatten liggen.


echt heel dicht bij de camping!
Onze buurman komt een praatje maken. Het is een 85-jarige Canadees die
wel erg liberaal is. Hij is voor euthanasie, het homohuwelijk en vindt
ons drugsbeleid geweldig. “Canada kan nog een hoop van Nederland leren.
Ik hoop de vooruitgang nog mee te maken”.
We reizen een flink stuk noordwaarts en stoppen in
het plaatsje Lo de Marcus. Hier zijn we nog nooit eerder geweest,
omdat het te dicht ligt bij onze favoriete campings in La Penita en
Sayulita. Maar op de camping El Pequeño Paraiso’ (het kleine
paradijs) staan onze ‘fossiele’ vrienden Art en Sally. Ze zijn blij
verrast ons weer te zien. Deze camping ligt aan een kleine baai en is
inderdaad een klein paradijsje. We zijn van plan hier een nachtje te
blijven, maar het worden er zeven. We monteren de video en zetten er ook
al de muziek onder. Een tijdrovende klus, maar we hebben tenslotte niets
beters te doen.
Elke morgen ga ik een uur lopen en zie weer mooie vogels. Erg
enthousiast ben ik als ik een mot-mot zie; een gekleurde
exotische vogel met een heel bijzondere staart. Ook hier zie ik
dagelijks kleine groene papegaaien, die hun komst altijd aankondigen met
luid gekrijs. Verbaasd ben ik dan ook dat mensen die hier al jaren op de
camping staan niet weten dat je hier dwergpapegaaien kunt zien.

   
Onze buurman op de camping is wel geïnteresseerd in
onze elandfoto’s en koopt een cd-rom. ’s Avonds komt hij een schoteltje
met vlees brengen dat we moeten proeven. Het blijkt het vlees van eland
te zijn die hij zelf heeft geschoten! (en ingevroren heeft meegenomen
vanuit Canada). Dat getuigt niet van erg veel tact om elandenvlees aan
wildlife fotografen te geven.
We hebben hier erg last van muggen en zietzenietjes.
Als Art en Sally de vele bulten op mijn armen en rug zien, vragen ze of
ik iets tegen de jeuk heb.
“Ach, niets helpt toch?”
“Ik heb iets wat wel helpt”, zegt Sally en komt terug met een klein
flesje.
Het is iets Spaans en het enige wat ik kan lezen is shampoo lindano.
“Luizenshampoo? Ik heb last van muggenbeten, geen luizen!”
Sally beweert dat het aanstippen van de beten echt helpt tegen de jeuk
van muggenbeten.
“Hoe kom je hier aan?”, vraag ik achterdochtig.
“Oh, dat heb ik van een vriend gehoord”.
Ik probeer het uit en het helpt inderdaad. Maar dat aanstippen met een
wattenstaafje gaat mij te langzaam en ik smeer mijn plekken in met een
wattenschijfje gedoopt in shampoo. Na een dag wil ik het flesje
teruggeven, maar dat blijkt door mijn royale gebruik al bijna leeg te
zijn.
“Dat kun je niet maken, Clau, we moeten een nieuw flesje voor hen
kopen.”
Bij de drogisterij kunnen we zo een nieuw flesje kopen, maar ik geneer
me enorm. Ik kan natuurlijk niet uitleggen dat ik geen last van luizen
heb, maar dat spul helpt tegen muggenbeten.
Op een middag staan we met Art en Sally te kletsen
en ik zie ineens een heel vreemd beestje over de grond kruipen. Het
blijkt een wel heel merkwaardige harige rups te zijn, die wel iets weg
heeft van een mol zonder poten. Sally heeft een groothoeklens en ik houd
de twee centimeter kleine insect omhoog op een blaadje, zodat zij hem
van alle hoeken kan fotograferen.
“Dames, zouden jullie die rups niet met rust laten”, zegt Art, die
medelijden met het insect krijgt.
Na een tijdje zetten we hem weer op de grond. Tijdens het kletsen sta ik
geleund tegen een muurtje en voel ineens een branderige pijn op mijn
bovenbeen. Als ik kijk zie ik niets. Weer leun ik tegen het muurtje en
voel de pijn opnieuw, maar nu op een andere plek. Ik kijk nog eens beter
en zie dat de rups langzaam omhoog is gekropen en precies op kniehoogte
is. Ik heb tegen zijn harige rug aangewreven. Zijn haartjes bevatten
blijkbaar een soort gif. De pijn op mijn been wordt steeds erger. Het
lijkt wel of ik in de brandnetels heb liggen rollen. De buurvrouw gaat
zich ermee bemoeien.
“Ik breng je wel even naar de dokter”.
Dat gaat mij toch iets te ver. De buurvrouw ziet mijn aarzeling.
“Een consult kost maar 30 pesos (€ 2,50).”
Ik overtuig haar dat de pijn draaglijk is en dat ik eerst een nachtje
wil wachten. Als het morgen nog steeds zo branderig aanvoelt, wil ik
misschien wel naar de dokter.
De volgende dag zijn de plekken gloeiend heet en rood, maar het doet
geen pijn meer. Dit kleine rupsje heeft echt wraak genomen op onze
fotosessie.
Ik begin er steeds meer toegetakeld uit te zien. Drie littekens van
hondenbeten, muggenbulten en rare rode plekken op mijn benen….
We reizen verder noordwaarts en zien een
neusbeertje de weg oversteken. Even later kruipt er een vette harige
tarantella spin over de weg. We stoppen voor foto’s.
En dan ontdekken we ook dat de koelkast eruit gevallen is! We zijn hem
na de lunch vergeten vast te sjorren met een spanband. Een grote ravage
op de grond van kapotte eieren en opengebarsten bakjes met eten. De nog
maar drie maanden oude koelkast zit onder de butsen. PJ duwt hem weer
terug, zet hem vast en we ruimen de troep op. Daarna vervolgen onze
weg. Als we van de ene provincie de andere inrijden, moeten we stoppen
bij een fruitcontrole. Dit wisten we al van tevoren, dus we hebben
ervoor gezorgd geen fruit meer in voorraad te hebben. De controleur
gelooft ons op ons woord, maar vraagt of we snoep hebben.
“Snoep?” Verbaasd laat ik hem onze snoeptrommel zien en hij doet een
greep. Ik zou zijn gezicht wel willen zien als hij aan die salmiakballen
begint!
In de supermarkt horen we ‘onze’ Nederlandse DJ Tiësto over de
muziekinstallatie schallen. Dat is nog wat anders dan die pingelmuziek
die we in Nederlandse supermarkten horen. Mexico is sowieso erg gek op
muziek. Je moet niet verbaasd zijn als je in een internetcafé verwelkomd
wordt met keiharde muziek. Soms kunnen we elkaar niet eens verstaan, zo
hard staat de muziek aan.
In Mazatlan giet het van de regen. Kunnen we
mooi verder met het monteren van onze video. Na twee dagen klaart het op
en kunnen we weer op het strand liggen. Zo gemakkelijk gaat dat hier.
Bij de buurman is een kolibrie bezig een nestje te bouwen in het bamboe.
Op ooghoogte! Ik maak prachtige foto´s.

Vanaf Mazatlan willen we in drie dagen naar de
grens rijden en nemen dus de tolweg. Maar de prijs is in drie maanden
tijd met 10% gestegen. We besluiten de tip van Art en Sally nog maar
eens op te volgen.
“Volg de trucks”.
Als de tolhokjes in het zicht komen, doet de vrachtwagen voor ons zijn
richtingaanwijzer uit, hobbelt de geasfalteerde weg af een landweg op
naar het oosten. We volgen hem. De landweg blijft heel lang naar het
oosten gaan. We maken ons al ongerust. Zou hij hier misschien wonen of
moeten zijn?
Eindelijk wijkt de weg af naar het noorden. Nu rijden we evenwijdig met
de tolweg, maar die is niet meer te zien. De vrachtwagen blijft
doorrijden en wij blijven hem volgen. Daar komt een splitsing en we
kunnen weer naar het westen en dan zien we de tolweg ook weer. Als we de
tolweg oprijden, kan PJ in zijn binnenspiegel de tolhuisjes nog zien.
Zo, mooi 10 Euro uitgespaard.
Dit doen we nog een paar keer. Soms is het zo eenvoudig, dat het maar
een paar minuten kost. Een keurig bijgehouden gravelweg met witgeverfde
keien, zodat je het in het donker ook kunt zien en een Mexicaan met een
conservenblikje, die hier een paar pesos voor vraagt.
Onbegrijpelijk dat de regering hier geen stokje voor steekt.
Twee dagen voordat we de USA inrijden, zien we nog
groene dwergpapegaaitjes. Dat die zo ver noordelijk ook nog voorkomen.
Maar als de cactussen langs de weg groeien, worden de papegaaien
ingeruild voor grote zwarte raven.
Op onze laatste dag in Mexico krijgen we een ei tegen de ruit gegooid!
Wat een onaangenaam afscheid van dit land.
Vier winters hebben we in Mexico doorgebracht. Als
je je ogen kunt sluiten voor het vele afval langs de wegen, de armoede,
de tienermoeders en het hondenleed en kunt genieten van het gevarieerde
landschap, de aardige mensen, prachtige vogels en ander wild, de mooie
cultuur en oude gebouwen, vrolijke kleuren, dan is Mexico een geweldig
reisland. En het was een verademing om een paar maanden mensen te zien
zonder een mobiele telefoon tegen hun oor aangedrukt.
Maart 2005
Op 3 maart gaan we grens van Mexico over. In de USA
worden onze paspoorten ingenomen en moet PJ de pick-up truck naar een
parkeerterrein rijden. Hier worden de truck en camper door een ‘drugs-
en explosieven’ hond grondig doorzocht. Natuurlijk hebben we niets te
verbergen, dus we staan nonchalant te wachten totdat de hond klaar is.
Hij laat een behoorlijke chaos achter!
Daarna kunnen we naar het immigratiekantoor, waar
ook onze paspoorten zouden moeten zijn. Als we binnenkomen, zien we twee
douanebeambten met onze paspoorten in hun handen gebogen over een
computerscherm. Er wordt vaak door onze identiteitsbewijzen gebladerd en
op het scherm gekeken. Af en toe werpen ze een blik op ons. Dit gaat een
dik half uur lang zo door.
Waarom vragen ze ons niets?
Waarom mogen we niets zeggen?
Wat is er aan de hand? vragen wij ons af en beginnen geïrriteerd te
raken.
Eindelijk loopt de mannelijke beambte naar buiten en de vrouwelijke komt
naar de balie. PJ vermoedt dat alles al in orde is, maar dat we te maken
hebben met een nieuweling die het nog moet leren en die nu ons verplicht
vragen moet stellen. Daar begint het inderdaad steeds meer op te lijken.
Ze vraagt naar ons retour vliegticket (hebben we niet) en bewijzen dat
we onszelf kunnen bedruipen.
“Heb je geen cash geld bij je?”
Omdat we van plan waren naar Midden Amerika te gaan, hebben we een
stapel dollars voor noodgevallen ergens in de camper verstopt. PJ duikelt het op en
begint het op de balie te telen. Het is meer dan duizend dollar. Dat
vindt de beambte voldoende bewijs.
“Ik word via die camera in de gaten gehouden door Washington”, zegt ze
zenuwachtig en wijst met haar ogen naar een camera, “en jullie trouwens ook.” Met trillende vingers zet ze een
stempel op onze visa en in onze paspoorten en checkt alle handelingen
die ze moet doen meerdere malen. Daarna bedankt ze ons uitvoerig voor
ons geduld. Na een uur staan we dan eindelijk buiten en kunnen
we de USA verder inrijden.
terug
|