Reisverslag USA, Canada & Alaska 2004 door Claudia en PJ Potgieser |
|
Terug naar overzichtspagina reisverslagen USA Op 7 april gaan
we de grens Mexico – USA over. De Amerikaanse douanebeambte kijkt in
onze paspoorten en ziet dat we uit Nederland komen. Dit is wel anders als we twee maanden later het land weer willen binnen komen in Chicago, maar hierover later meer. Zes dagen nadat we de grens zijn overgegaan, zijn we 1700 kilometer noordelijker en rijden we Yellowstone National Park in. Het is april en er is maar 100 kilometer weg van het park open. De eerste teleurstelling is dat er helemaal geen sneeuw ligt in het park. Het is veel te warm voor de tijd van het jaar en alle sneeuw is weken geleden al gesmolten. De tweede teleurstelling moeten we verwerken als we vrij snel een coyote zien, die aan een hertenkarkas staat te knagen. Ik richt de fotocamera op het dier en de camera stelt niet automatisch scherp. Handmatig dan maar. Ook niet! De 400 mm lens is blijkbaar kapot. We hebben nog een reserve 300 mm lens, maar die is niet zo ´snel´. We moeten het hier toch maar mee doen. De tweede morgen in het park komt de leider (alfawolf) van een wolvenroedel ons wel heel dichtbij bekijken. De foto´s vallen tegen, dus besluiten we naar Bozeman te rijden (op en neer 160 kilometer) om de lens te laten maken. Het euvel blijkt een losgetrilde schijf te zijn en dat hadden we ook makkelijk zelf kunnen verhelpen. ’s Nacht slapen
we in de camper net buiten het park, gewoon langs de weg op dik 2200
meter. De koudste nacht is min zeven graden, maar overdag warmt het vaak
op naar 20 graden! Geen wonder dat er geen sneeuw meer ligt. De wolvenmensen houden contact met elkaar via walkietalkies. Helaas gedragen ze zich soms als een elite groep en willen ze bijvoorbeeld niet de frequentie van de walkietalkie aan ons doorgeven. Met de scanner komt PJ al snel achter deze frequentie en kunnen we toch meeluisteren. Zo weten ook wij meteen waar een wolf gesignaleerd is. De wolvenmensen worden iets vriendelijker als ze merken dat wij ook elke morgen vroeg opstaan om de wolven te zien. We mogen door hun telescopen kijken en we krijgen steeds meer informatie. En dat hebben we hard nodig, want wij weten nog weinig van het gedrag van wolven. Het is twaalf
uur ’s middags. We zitten in de voorstoelen van de auto te kaarten. Een
auto stopt vlakbij ons en de mensen er in fotograferen een wapiti hert
in het veld dat zenuwachtig heen en weer loopt. De mensen glimlachen
breed naar ons. We denken dat ze voor het eerst een hert zien en moeten
er een beetje om gniffelen. ’s Avonds vertellen we dit enthousiast aan Rick. Hij vraagt of wij misschien ook een walkietalkie van hem willen lenen. We zijn vereerd. Vanaf dan worden we ook volledig geaccepteerd door de wolvenmensen. We verblijven 16 dagen in het park en zien veel wolven, maar meestal ver weg. De tweede week zien we ook ineens grote mannetjes grizzly´s. Het lijkt wel of ze net wakker zijn geworden en de omgeving aan het checken zijn. Als ze in het noorden van de weg zijn, steken ze de weg over om naar het zuiden te wandelen. En andersom. Ze grazen niet, maar lijken een doel voor ogen te hebben. Na een week worden we op een morgen wakker in een witte wereld. We kunnen ons geluk niet op en maken foto´s van de dieren in de sneeuw. De bizons zijn ook verward door het warme weer en baren hun jongen twee weken te vroeg. Nu staan de baby’s te bibberen in de sneeuw. In de bescherming van de auto kijken we een half uur naar een coyote die achter elkaar grondeekhoorntjes vangt. Ze hebben gangen in de sneeuw gemaakt en de coyote staat aandachtig te luisteren. Ineens springt hij dan op zo´n gang en vaak heeft hij dan een eekhoorn te pakken. Met huid en haar worden ze verslonden. Een van de
laatste dagen die we in het park doorbrengen is ook de meest spannende.
We rijden op een sukkelgangetje over de weg. Ineens zie ik een hert in
het water staan. “PJ, stoppen!”. We weten nu dat een hert in het water
betekent dat ze is achternagezeten. Ik klim op het dak van de camper en
zie dat ze gewond is aan haar rechterschouder. Een flinke lap huid hangt
naar beneden. De volgende
morgen staan we allemaal vroeg paraat. Rick probeert de wolven te vinden
en is in een andere vallei. Met zijn telescoop ziet Rick dat de Druïde
roedel ligt te slapen. Na een half staan ze op. Via de radio laat Rick
ons de vorderingen van de groep weten. De rest van de
middag en de avond blijven we bij het hert. Ze komt uit het water en
begint te grazen. Daarna gaat ze op de kant liggen. Ze legt af en toe
haar hoofd neer. Pas twee dagen later wordt dit mysterie opgelost door de filmer. Hij is de rivierbedding af gaan zoeken en heeft haar toch gevonden. Op precies dezelfde plek waar we haar die avond hadden achtergelaten, is ze gepakt door de wolven. Ze hebben haar in een nacht tot op het bot gestript. We hebben gezocht naar een karkas, niet naar een hoopje botten. Een bioloog onderzoekt de restanten en ontdekt dat ze slecht beenmerg in haar botten gehad. Dus ze was al ten dode opgeschreven. We hebben in totaal 3000 kilometer gereden en dat terwijl er maar ongeveer 100 kilometer van het park open was. We rijden terug naar Utah en stappen een week later op het vliegtuig naar huis. Een maand vol bezoekjes aan familie en vrienden, een trouwerij, dokter- en tandartsvisites. De huurders van ons huis willen graag een contractverlenging en tekenen voor nog een jaar. Tot juni 2005 zitten wij gebeiteld! Het is
echt de laatste keer dat wij de USA via Chicago binnenkomen! Na vier
hectische maar wel leuke weken in Nederland vliegen we op 3 juni naar
Chicago. Bij immigratie worden we er, net zoals vorig jaar, weer
uitgepikt. De beambte ziet zoveel stempels in onze paspoorten, stelt een
paar vragen en luistert niet naar de antwoorden en vindt het
gemakkelijker om ons gelijk uit de rij te halen. Meteen worden onze
vingerafdrukken en foto’s genomen. Daarna moeten we weer een uur wachten
in een aparte ruimte. Er lopen een paar aardig uitziende beambten rond
en een kattige vrouw. Ik denk haar te herkennen van vorig jaar.
Natuurlijk wordt mijn naam opgenoemd door de desbetreffende dame. PJ
mag, net zoals vorig jaar, op de bank blijven zitten. Dit keer wordt ik
niet apart genomen in een kamertje, maar moet ik plaatsnemen in een
ruimte met vier bureaus, waar ook andere immigratiebeambten zitten.Het
verhoor verloopt net zoals vorig jaar.Terwijl de dame met handschoenen
aan door mijn tas rommelt, begint ze: “Ik begrijp niet hoe jullie je
kunnen veroorloven zo lang door Amerika te reizen”. In plaats van vragen
te stellen, maakt ze alleen van die losse opmerkingen. Ik probeer haar
uit te leggen dat ons regelmatige basisinkomen uit de verhuur van ons
huis komt. Daarnaast werken we als we in Nederland zijn. Na een half uur heeft de bitch eindelijk door dat ze ons niets kan maken, maar dat kan ze toch niet hebben. Ze geeft mij een vier maanden visum. Haar motivatie is dat ik niet genoeg geld uitgeef in Amerika, dus geen recht heb zo lang in Amerika te verblijven. Dat vind ik eerlijk gezegd wel grappig gevonden. Na een minuut of tien wordt PJ’s paspoort gebracht en hij heeft een visum van zes maanden gekregen! Ach, daar vinden we vast wel een oplossing voor. We zijn gelukkig nog ruim op tijd voor onze aansluiting naar Salt Lake City. Mijn achterneef Steve komt ons ophalen van het
vliegveld en brengt ons naar Layton, waar onze camper geparkeerd staat
op hun oprit. Helaas is mijn achternicht Jayne tegen de achterkant van
de camper opgereden en zit er een fikse deuk in de bumper. In onze koffers vinden we een briefje van de douane, waarin uitgelegd wordt dat ze steekproefsgewijs koffers hebben opengemaakt en geïnspecteerd. Ze hebben ‘toevallig’ alle drie onze koffers eruit gepikt. “Wij hebben het slot van uw koffer opengebroken, het kan zijn dat het slot nu kapot is. Het spijt ons erg dat we dit hebben moeten doen, maar we zijn niet aansprakelijk voor de schade. Het is handiger als u in het vervolg uw koffers niet afsluit tijdens het reizen.” Blijkbaar hebben ze niets gevonden dat niet door de beugel kan en kunnen we de 30 pakken hagelslag bij mijn familie afleveren. De volgende dag rijden we naar de Dodge garage voor een kleine beurt. Helaas heeft de medewerker niet door dat onze camper te hoog is voor de ingang van de garage en rijdt hij een krat op het dak kapot. Hun deur is hierdoor geforceerd, maar dat kan ons niet veel schelen. Jayne heeft al een afspraak voor ons gemaakt voor de APK keuring, dus aan het eind van de dag zijn we klaar om naar het noorden te rijden. We vinden dat we nu wel genoeg pech gehad hebben, dus we verwachten dat de rest van de reis voorspoedig zal verlopen! De eerste avond in de USA wordt ineens de laptop zwart. Er valt niets meer mee te doen. De harde schijf is gecrasht. Drie maanden onze virusscan niet kunnen updaten eist nu zijn tol. We hebben met de floppy’s in en uit de internetcafé’s een virus of worm binnengehaald! We gaan bij mijn nicht Diana langs en haar partner Randy weet wel iemand die er naar kan kijken. Helaas gaat het toch niet zo soepel en eindigen we met een schone laptop, maar zonder onze oude data. Hierdoor zijn we twee weken Mexico foto’s kwijt (ik heb niet zo trouw back-ups gemaakt), mijn dagboek, alle muziekbestanden, de reisverslagen en nog het een en ander. Vervelend, maar nu kunnen we in ieder geval onze digitale fotocamera weer gebruiken. Op 7 juni komen wee aan in Yellowstone National Park.Dit park is 10.375 vierkante kilometers groot, dat is een vijfde van Nederland! Maar in het park zijn verhoudingsgewijs weinig wegen, slechts totaal 500 kilometer. Dus er is nog veel echte wildernis. De eerste dagen in het park vallen ons erg tegen. Het is slecht weer en erg druk met toeristen. We maken veel kilometers en zien weinig dieren. De Lamar-vallei die in april zo barstensvol met herten was, is nu bijna leeg. De meeste herten hebben hun kalfjes gebaard en zoeken het nu hogerop in de bergen. Als we uren op bepaalde plekken zitten te wachten op wolven of beren, komen er ineens wandelende mensen tevoorschijn. Ja, zo hoeven we daar de komende tijd geen dieren te verwachten. We willen het bijna opgeven, als we toch een paar
goede wildlife momenten hebben. We horen over een paar
roofvogelnesten. Roofvogels leggen hun eieren, net zoals de Hollandse
merel en koolmees enzo, elk jaar op dezelfde plek. Op deze manier, als
je tenminste weet waar, zijn de nesten gemakkelijk te vinden. We
fotograferen de nesten van osprey’s (visarend), golden eagles
(adelaar), bald eagles (zeearend) en een ravennest op een
prachtige locatie. Doordat we op de rand van de ravijnen staan kunnen we
vaak van bovenaf in de nesten kijken en zien we hoe de enorme kuikens
met wijd opengesperde bekken zitten te wachten op hun ouders. En daarna
vliegen de dagen voorbij. We ontmoeten weer een paar nieuwe fotografen
en samen zoeken is altijd efficiënter en leuker dan met 1 auto. Om half 6 ’s morgens rijden we in de Lamar-vallei
in. Meteen zien we een vrouwtjes eland in de rivier staan. Haar
pasgeboren jong staat op een kiezelstrandje en kijkt haar vertwijfeld
na. Moeder wil blijkbaar de rivier oversteken, maar haar jong volgt
niet. Het nadeel is alleen dat ze nog steeds aan de verkeerde kant van de rivier zijn en de elandmoeder blijkbaar een onweerstaanbare drang heeft om de oversteek te maken. Ik weet niet of elanden een geheugen hebben, maar na deze traumatische ervaring durft het jong vast nooit meer een rivier over te steken. Gelukkig verdwijnen ze voorlopig uit het zicht en zullen we niet weten of de eland het weer gaat proberen. We beginnen te merken dat onze tweedehands camper al 13 jaar oud is en de laatste vijf jaar intensief gebruikt is. Na een fikse hagelbui stappen we ’s avonds in bed en komen tot de ontdekking dat het beddengoed aan mijn kant doorweekt is. Het dakluik boven ons bed heeft gelekt. PJ stelt voor dat ik heel dicht op hem kom liggen. Gezellig, maar ik kies er toch voor alles voor de kachel te drogen. Het pedaal van het toilet breekt op een dag af en als PJ hem probeert te repareren breekt er ook een stuk van de toiletbril af. De ventilator in het toilet begeeft het ook nog eens. We besluiten een nieuw toilet en ventilator aan te schaffen. Voor het eerst horen we het geluid dat een jong
hertenkalfje maakt als ze gegrepen wordt door een grizzlymoeder met twee
jongen. Een flits van moeders bebloede gezicht is verder alles wat we te
zien krijgen. Ondanks dat de beren niet zichtbaar zijn, komen we al snel
in een bearjam, een opstopping van minstens 200 auto’s en
schreeuwende toeristen. De eerste morgen zien we meteen een moeder grizzlybeer met twee jongen, die onvermoeibaar met elkaar spelen. Ze bijten in elkaars oren, klauteren over elkaar heen, klimmen in bomen en rennen rondjes. Soms minder dan 30 meter van ons vandaan. We bekijken dit met een handjevol toeristen, nog minder auto’s en twee parkwachters. Zo zou het altijd moeten zijn. We blijven 14 dagen in dit gebied rondrijden en hebben het prima naar ons zin. Om de dieren te kunnen zien, moet je blijven rijden en we maken vaak 200 kilometer per dag. Met die dure dieselprijzen, is dat helaas niet goed voor ons budget. Onze dagen beginnen om 4.45 uur en eindigen om een uur of 8 ’s avonds. Soms rijden we uren rond voordat we de eerste beer zien. Er zijn dagen dat we helemaal geen beren zien. Voor deze hobby moeten we erg veel geduld hebben. We ontmoeten Lyn, een schilderes, die in het park is om inspiratie op te doen. Ze filmt en fotografeert en maakt prachtige schilderijen. We hebben een gezellige tijd met haar. We zouden er bijna aan gewend raken, maar naast het vele wild is Yellowstone ook bekend om haar bergmeren, ravijnen, rivieren, watervallen, hete bronnen en 300 geisers. De aardkorst is hier zo dun dat de wereld om ons heen constant pruttelt, steunt en blaast. ’s Morgens vroeg rijden we door grijze stoomwolken die stinken naar rotte eieren. De bloemen schieten uit de grond en wilde lupinen kleuren het gras paars. Gele margrieten, roze en witte bloemen, het wordt steeds kleurrijker om ons heen. Op een zaterdagmiddag zien we een paar auto´s staan
en een parkwachter stoppen. We rijden er naar toe en zien een ongeveer
drie jaar oude grizzlybeer lopen. We stoppen en pakken het statief en de
camera. Bij de wasserette komen we Brian tegen, een van de
wolvenmensen. We hebben hem vorig jaar voor het eerst ontmoet en hij is
een van de weinigen die meteen warm en hartelijk was. 23 dagen later, 6300 kilometer meer op de teller, rijden we het park uit. We hebben honderden foto’s genomen. Op 4 juli vieren we met de familie de 70-ste verjaardag van mijn oom Bill in West-Yellowstone met een barbecue. ’s Avonds wordt er een groots vuurwerk afgestoken vanwege de viering van de ‘4th of July’, onafhankelijksdag van Amerika. Wij monteren alvast de video, dat scheelt straks in Nederland een hoop tijd. We rijden in twee dagen naar de grens van Canada en worden daar wel hartelijk ontvangen. Reisverslag 8 ( 1 juli – 15 augustus) We hebben alweer een
tijdje niet van ons laten horen. Op 15 juli zijn we aangekomen in Hyder,
Alaska, ons favoriete spookstadje. Het is leuk om al onze vrienden, die
we de afgelopen jaren hier gemaakt hebben, weer te zien. We zijn
namelijk niet de enige die hier elk jaar terugkomen. Een ander tweetal is een vrouwtjes grizzlybeer (Monica) met haar 18 maanden oude jong (Albert). Monica heeft echt te stellen met haar tienerzoon, die slecht naar haar luistert, graag struiken sloopt en erg nieuwsgierig is. In 2001 is langs Fish Creek een 400 meter lang houten platvorm gebouwd, vanwaar we veilig naar de beren kunnen kijken. Maar het platvorm is niet overal even hoog en de architect heeft geen rekening gehouden met nieuwsgierige grizzlyberen. PJ ondervindt dit bijna aan den lijve als op een morgen de tienerbeer probeert op het platvorm te klimmen. De beer heeft zijn kop en zijn voorpoten al op de reling als PJ zich zo groot mogelijk maakt en met veel lawaai de grizzlybeer probeert te verjagen. Op slechts een meter van hem vandaan, knippert de beer niet eens met zijn ogen! Gelukkig kiest de beer er toch voor zich terug te trekken, voordat zijn moeder ontdekt dat haar zoon weer kattenkwaad uit probeert te halen. Verder knaagt Beer Albert op de wegbewijzeringborden, probeert op geparkeerde auto’s te klimmen en vernietigt iemands reservebandhoes totaal. We hopen dat deze beer, als hij volgend jaar door zijn moeder verjaagd wordt, het alleen kan redden en niet doodgeschoten wordt. Een hoogtepunt is twee parende grizzlyberen recht voor het platvorm. Helaas is het al te donker om foto’s te maken. Gelukkig maakt deze nieuwe beer de volgende middag het helemaal goed door te zwemmen in de prachtige groen gekleurde lagune in vol daglicht. In totaal zien we elf verschillende grizzlyberen en onze fotoportfolio met grizzlyberen wordt goed gevuld. Toch zien we weinig beren overdag, de meesten komen ’s morgens tussen 5 en 9 en ’s avonds tussen 7 en 10. Toch vermaken we ons wel tijdens de beerloze uren met kletsen en kijken naar de zalmentrek. Het is fascinerend om de zalmen hun nestje in de kiezels te zien maken, kuit te schieten en het mannetje de eitjes te zien bevruchten. Daarna blijven ze nog een week of twee dat nestje bewaken en we zien ze langzaam wegrotten en sterven. Omdat het dit jaar veel minder geregend heeft in dit regenwoud, is het water in de kreek laag en spoelen de dode vissen niet weg. De geur van rotte vis hangt de hele dag om ons heen, maar ook dat went. Ranger Regina neemt ons en een groepje op haar vrije dag mee op een fikse wandeling naar een ijsgrot in een gletsjer. De eerste 20 minuten moeten we half kruipend door het struikgewas, maar we kunnen niet klagen, want de oudste medewandelaar is 65. Daarna een steile afdaling van 40 minuten. Het is het allemaal wel waard want de grot is prachtig. Regina wordt door ons beloond met een bbq met (Hollandse) saté, die we nuttigen met uitzicht op een enorme gletsjer. De volgende dag lopen we kreunend van de spierpijn rond. Twee jaar geleden hebben we een stapel foto's afgegeven voor de verkoop aan ranger Kathy die ook een Bed & Breakfast runt. Zonder dat we dit wisten heeft ze deze foto's in een souvenirwinkeltje gelegd en tot onze grote verrassing ontvangen we meer geld dan we hier in 5 weken uitgegeven hebben!! We zien meteen dollartekens in onze ogen en nu verkopen we ook cd-rom’s met onze foto's in datzelfde winkeltje (is van de moeder van Regina). Van een bevriende fotograaf uit Alaska horen we dat de herfstkleuren van de toendra de laatste week van augustus op zijn mooist zijn. Na 5 weken op dezelfde plek doorgebracht te hebben, zijn we wel even toe aan iets anders. We besluiten om naar Denali National Park te rijden. Dat ligt hier ruim 2000 km vandaan in midden Alaska. We verwachten begin september terug in Hyder te zijn om het laatste staartje van de beren mee te pakken. Reisverslag 9 (15 augustus – 15 september 2004) Na 35 dagen in Hyder te hebben doorgebracht, besluiten we naar Denali National Park & Preserve te rijden. Dit park ligt hier 2250 kilometer vandaan, dus niet naast de deur. Om er te komen moeten we eerst over de gedeeltelijk onverharde Canadese Cassiar Highway. Vier jaar geleden reden we deze weg voor het eerst, maar niet met z’n tweeën. In Fish Creek hadden we een jong stel uit Utah ontmoet die ons vertelden dat ze op de fiets op weg waren naar Alaska, maar een lift zochten voor de komende 700 kilometer. Spontaan bieden wij hen een lift aan, maar als we hun vervoermiddel zien, blijkt het een tandemligfiets te zijn! Als we hem achterop onze Mercedesbus monteren steekt de fiets aan beide zijden uit. Zo reizen we een dag of vijf met z’n vieren verder. Nu we met z’n tweetjes zijn, reizen we veel sneller en anderhalve dag later rijden we het ‘echte’ Alaska binnen. We hebben al gehoord dat er veel bosbranden zijn in Alaska, want meer dan 2 miljoen hectare staat in brand! Al snel rijden we door een dichte mist, die ruikt naar rook. Het zicht is nog maar een paar meter en we rijden dus tien kilometer per uur. Af en toe zien we vrijwillige brandweermannen, die ze hier zo mooi firefighters noemen. Als we er een zien met een beroet gezicht, komt die brand ineens akelig dichtbij. In het plaatsje Tok lezen we op bulletinborden de laatste informatie over de bosbranden en zien we dat we vlak langs een brandhaard gereden hebben. Vanaf Tok rijden we niet verder over de Alaska Highway naar Fairbanks, maar slaan we af naar Glennallen, want we willen via de old Denali Highway het park bereiken. Dit is niet de snelste route, maar deze onverharde weg gaat dwars door de toendra en dat lijkt ons wel mooi. Helaas wordt ook hier het zicht belemmerd door de rook. Niet meer zo dicht, maar vergezichten hebben we niet. Verder wisten we niet dat het jachtseizoen op de kariboe en eland al is begonnen, dus wild zien we ook niet. Wel veel jagers die langs de weg kamperen en op gemotoriseerde vierwielers het land afzoeken. Op zondag komen we in Denali National Park aan. Als de rook even optrekt zien we Mount McKinley, de hoogste berg van Noord-Amerika (6193 meter). Dit is vrij uniek, want ‘de berg’, zoals hij door de lokalen wordt genoemd, is in de zomer gemiddeld maar zeven dagen per maand zichtbaar. Wij blijven 10 dagen in het park en zien de berg twee keer. Dit park is gigantisch groot (bijna een miljoen hectare), maar er is slechts één weg en die is in verhouding ‘maar’ 135 kilometer lang. De eerste 22 kilometer is geasfalteerd en voor iedereen toegankelijk. Wil je meer van het park zien, moet je een bustour boeken. Dit hebben we drie jaar geleden gedaan en is prijzig. Sinds dit jaar weten we dat er een goedkopere manier is om het park te zien. Op 45 kilometer in het park ligt een camping. Boek je tenminste drie nachten camping, kun je voor twee tientjes een busabonnement kopen, waarmee je op elke bus kunt stappen – mits er plaats is – en op en neer door het park kunt reizen. Wij boeken 7 nachten camping en de prijs van het busabonnement blijft dan gelijk. Zo wordt een langdurig bezoek aan het park ineens betaalbaar. Grappige bijkomstigheid is dat je om op de camping te komen, toch zelf door het park mag rijden, maar absoluut niet verder dan de Mile 29 van de camping. We besluiten op maandag naar de camping te rijden (we zien onderweg helaas geen wild) en dezelfde middag nog op de bus te stappen. We zorgen dat we allebei een raamplaats hebben aan allebei de zijden van de bus. Omdat we maar 1 fototoestel hebben, spreken we af dat degene die het dier aan zijn/haar kant heeft, de foto’s mag maken. Dit gaat een tijdje goed, totdat ik een Dall Sheep (een ram met gekrulde horens) sta te fotograferen die prachtig poseert bij een afgrond en het fototoestel niet wil afgeven aan PJ, die een ram nog geen vijf meter van hem vandaan heeft. Maar over het algemeen gaat onze afspraak goed. In totaal gaan we tien keer met de bus en maken we zestig busuren. Geen wonder dat we zoveel gave momenten meemaken. Zoals de vier wolven puppies die de bus wel heel dicht naderen en naar elkaar beginnen te huilen. Of de grizzlybeer die voor de bus de weg opstapt en zeker een kilometer voor de bus uit blijft lopen. Het wild heeft hier voorrang, dus de bus mag hem niet inhalen. We zien in de verte twee wolven die net een ram
hebben neergehaald en nog liggen uit te hijgen. Of de twee rammen die
vlak bij de bus elkaar beginnen uit te dagen en hun horens in elkaar
klikken en dit minutenlang volhouden. We zien sneeuwhoenders die
langzaam in hun witte winterverenpak komen, beginnend bij de veren over
hun klauwen. Voor het eerst zien we een paar kariboes (de kleinere neef
van de rendier) met indrukwekkende geweien. In deze periode zijn de
meeste hoefdieren op hun mooist, want de bronsttijd gaat beginnen en er
moet indruk gemaakt worden op de vrouwtjes. De geweien zijn in hoog
tempo uitgegroeid en de vachten zijn vol en diep van kleur. Als we terug naar het begin van het park rijden,
komen we onze ‘fossiele’ vrienden Bob en SueAnn uit Colorado tegen. We
wisten dat zij in dezelfde tijd in het park zouden zijn en hebben een
bericht voor hen achtergelaten bij het bezoekerscentrum dat wij alvast
op de camping zijn gaan staan. Helaas hebben zij dit niet gelezen en
gedacht dat wij onderweg opgehouden waren. Jammer! Het is voor Bob en
SueAnn ook de eerste keer dat zij zo laat in het seizoen nog zo
noordelijk zijn. Normaal moeten ze in september voor de klas staan, maar
nu zijn ze allebei met pensioen. Die vinden we net even buiten Haines, in de Chilkoot Rivier. Vier dagen lang zien we hier elke morgen een grizzly met een anderhalf jaar oude DRIELING en twee grizzlies met zeven maanden oude tweelingen. Tegelijkertijd! Dat verschilt wel met Fish Creek waar we bijna nooit meerdere beren tegelijk zien. Verder vermaakt PJ zich met visarenden die hier op de resten vis afkomen. Hyder is hier hemelsbreed nog maar 500 kilometer vandaan, maar helaas kan onze pick-up niet over water rijden en moeten we eerst nog 1650 kilometer omrijden voordat we daar zijn. Terug in Fish Creek is de geur van rotte vis overweldigend. Er is veel te weinig regen gevallen in dit noordelijke regenwoud en het water in de kreek staat erg laag. De vissen hebben zich tot hopen opgestapeld in plaats van dat ze terug naar zee gespoeld zijn. Vrijwel alle oude bekenden van ons zijn vertrokken. Bob en SueAnn zijn ook weer terug uit Denali. Wij zijn slechts een keer eerder zo lang gebleven. Wel merken we dat in september ook een vaste kern toeristen de kreek bezoeken. Zo ontmoeten we Dirk en Conny uit Ouderkerk aan den IJssel, die de afgelopen tien jaar hun zomervakantie in Amerika doorgebracht hebben en Fish Creek al voor de derde keer bezoeken. We blijven vier dagen en ons geduld wordt beloond
met drie prachtige momenten. Allereerst is het na vier weken terugzien
van de bekende beren een feest. Ze zijn uitgegroeid tot echte grizzly’s
en zitten dik in hun vacht en vet. Grizzlybeer Monica zwemt met haar 18
maanden oude jong de lagune en Fat Albert daagt haar uit tot een
partijtje worstelen in het water. Een prachtig gezicht zoals die twee
dit waterballet uitvoeren. De volgende morgen gaat het jong uitgebreid
jeuken aan een houten elektriciteitspaal. We zien meteen dat hij flink
gegroeid is. Als zijn moeder al weer in het bos verdwenen is, begint hij
als een klein kind geluiden te maken en haar te roepen. Monica moet hem
helemaal komen halen en samen lopen ze over de weg langzaam uit het
zicht. We zeggen gedag tegen de rangers, Bob en SueAnn en gaan richting het zuiden. Onderweg stoppen we even bij Hannah Creek om de knaloranje kuitschietende sockeye zalmen te bekijken en dan steekt een grizzly met DRIE 18 maanden oude jongen de weg over! Onze reis kan echt niet meer stuk. Reisverslag 10 (3 november – 11 december 2004) Na een bliksembezoek aan Nederland komen we op 3 november terug in de USA. Natuurlijk zijn we zenuwachtig, maar we hebben bewust voor een vlucht over Minneapolis gekozen, in de hoop dat we daar wel met open armen ontvangen worden. En dat gebeurt ook! Zonder problemen komen we het land binnen en krijgen een visum voor 6 maanden. Daar zullen we geen gebruik van maken, want we verwachten binnen een maand in Mexico te zijn. We worden opgehaald door mijn achternicht Jayne,
die tussen neus en lippen vertelt dat er vloerverwarming in haar huis
gelegd wordt. We hebben nog last van jetlag, dus het nieuws komt niet
echt binnen. Totdat we hun huis binnenstappen dat van onder tot boven op
zijn kop staat. De hele familie eet en slaapt bij opa en oma en wij
kunnen niet eens even op de bank zitten. Om zeven uur vallen we bij het
geluid van een elektrische tegelsnijder om van de slaap en worden we om
vier uur ’s morgens alweer wakker. Om 7 uur ’s morgens ontvluchten we
deze chaos en gaan bij mijn andere nicht Diana en Randy logeren. Ook
hier vallen we met onze neus in de boter: Diana heeft haar heup gebroken
en loopt op krukken door het huis te strompelen. Zo kunnen we haar mooi
een handje helpen. Door dit ongeval komen we ook wat meer te weten over
het verzekeringssysteem in Amerika. Omdat Diana eigen baas is (makelaar)
heeft ze geen ziektekostenverzekering, want die is onbetaalbaar!
Gelukkig hoefde ze na het maken van de röntgenfoto’s niet in het
ziekenhuis blijven, anders was ze meteen bankroet geweest. Raar systeem
hoor. Om ons helemaal voor te bereiden op onze trip naar Midden-Amerika laten we een alarmsysteem inbouwen in de auto. Randy belt wat rond en vindt de goedkoopste aanbieder. Verder gaat de inhoud van camper helemaal van top tot teen door onze handen. De meeste winterkleren laten we achter bij Diana en Randy. En dat is een koffer vol. Nadat we de foto van mij in de sneeuw in Colorado versturen, krijgen we van Diana een e-mail: ‘Ik heb in de kelder nog een koffer met kleding staan, die je vast zullen passen. Moet ik hem opsturen?” Ook laten we de airconditioner van de pick-up maken. Die is al sinds vorige keer Mexico kapot en we vonden het niet nodig hem te laten maken, omdat we toch de zomer in Alaska zouden doorbrengen. De auto krijgt een grote beurt en zes nieuwe banden. Zondag poten we tulpenbollen in de tuin, terwijl Diana met haar kruk aanwijst waar zij ze wilt hebben en de volgende dag vertrekken we naar Colorado. We rijden over de snelweg en het begint een beetje
te sneeuwen. Tot onze stomme verbazing is de Vail Pas gesloten. Deze is
dik 3000 meter hoog, maar zo slecht kan het daar boven toch niet zijn?
We parkeren de camper in het zicht van de snelweg en luisteren naar de
radio. Er is een ongeluk gebeurt en over een uurtje zal de weg weer
worden vrijgegeven. We zitten warm en droog in de camper, doen een
kaartspelletje op de computer, eten een kopje soep, kunnen naar de
toilet en kijken naar de rij auto’s en vrachtwagens die langer en langer
wordt. We hebben niets te klagen. Pas rond lunchtijd komen we in Longmont (vlakbij Denver) aan, waar we onze fossiele vrienden Bob en SueAnn bezoeken. We vergelijken de foto’s van deze zomer, we zijn tenslotte constant samen op dezelfde plekken geweest. We helpen Bob met zijn computer. Digitale fotografie is een ding, maar je moet ook wel met een computer overweg kunnen. PJ heeft hartstikke kiespijn en we gaan bij een tandarts langs. PJ is twee dagen geleden zelf al met een antibioticakuur begonnen. De assistente maakt een röntgenfoto en de tandarts beoordeelt hem. “Het ziet er inderdaad naar uit dat je een ontsteking had en die antibioticakuur is een goede beslissing. Die begint al te werken. Laten we er verder nu maar even niets aan doen. Dat is dan $67,-. Graag contant afrekenen alstublieft”. Vanuit Denver rijden we naar ons volgende
logeeradresje. In Durango wonen Eileen en Sean (door ons Sjonnie
genoemd) waar we afgelopen winter een paar weken mee door Mexico gereisd
hebben. Hun honden Dinero en Misha hebben maar een paar tellen nodig om
ons te herkennen. De pakken hagelslag en chocoladeletters worden gretig
in ontvangst genomen. We kletsen gezellig bij en daarna wordt er
natuurlijk gekaart. En Eileen en Sjonnie kunnen hun score nog steeds in
het Nederlands zeggen! Sjonnie heeft vorige weekend een wapitihert
geschoten en voor het avondeten krijgen we hertenbiefstuk. We beginnen
steeds meer te wennen aan dat Amerikanen op wild jagen. We begrijpen dat
de wildstand af en toe aangepast moet worden, maar natuurlijk blijft het
onzinnig dat er nog steeds op beren gejaagd mag worden. Wij mogen ook met klei aan de slag, maar ik wil meteen op de gevorderdenklas: met de draaischijf. Na een misbaksel begin ik het een beetje onder de knie te krijgen en ik ‘draai’ twee schaaltjes. PJ heeft jammer genoeg nog steeds last van kiespijn en wil in Albuquerque nog eens naar de tandarts. Na het gezellige weekend vertrekken we op maandag. We drinken nog even koffie met Sjonnie en mogen de handgemaakte mokken houden. Ons volgende logeeradres is in Albuquerque. Daar woont achterneef Marty, zijn vrouw Tammy en hun vijf zoontjes. Hier wordt een grote zak kruidnootjes en een zak taai-taai soldaat gemaakt. Natuurlijk kunnen ze niet wachten tot wij kipsaté met pindasaus voor ze maken. Het bezoek begint bijna routine te worden, maar toch ontdekken we hier iets nieuws. We worden meegenomen naar een ijssalon. Naast de bekende smaken zoals vanille, chocola, banaan of aardbeien kun je hier ook kiezen uit witte chocola, cakebeslag ijs, pompoenijs (dat is een groente) en cheesecake-ijs. PJ en ik delen een ijsje en kiezen voor dat laatste. Maar dan ben je nog niet klaar. Op naar de volgende balie waar je kunt kiezen uit allerlei toevoegingen, zoals vruchten, caramel of chocoladesaus, maar ook gummibeertjes, kruimelbodem of chocoladekoekjes kruimels. De keuze is echt onbeperkt en je mag er ook van alles tegelijk in laten stoppen. Nadat ik gekozen heb voor de kruimelbodem wordt dat handmatig door het ijs gemengd en het resultaat is heerlijk, maar erg duur. O ja, PJ heeft eindelijk geen kiespijn meer, dus slaan we een bezoek aan de tandarts over. Na een paar dagen gaan we dan echt op weg naar Mexico. We stoppen nog even bij Bosque Del Apache Wildlife Refuge, waar we vorig jaar mooie foto’s van de kraanvogels hebben genomen. Nu zijn er 3100 kraanvogels geteld, 350 Canada ganzen en wel 31.500 sneeuwganzen! Ik maak een leuke actiefoto van een stuk of duizend opvliegende sneeuwganzen. Nog even in de bibliotheek de laatste e-mails
versturen en lezen, voordat we morgen de grens overgaan. En dan komt de
domper. Het is weer hommeles in Guatemala. Toeristen zijn het mikpunt en
recentelijk is twee keer een Nederlandse toerist vermoord. Na een maand
of vier is eindelijk ook de Amerikaanse website bijgewerkt en dan blijkt
dat er de afgelopen maanden veel toeristen het slachtoffer zijn geworden
van overvallen. En dan niet in afgelegen gebieden, maar gewoon ook in de
toeristische trekpleisters. Terug naar overzichtspagina reisverslagen USA
|